47. Fynn

52 14 13
                                    

'Hey,' hoorde ik een vrouwelijke stem achter me. 'Wat doe jij hier?'

Ik draaide me om en keek voor een derde keer in een paar dagen tijd onverwachts in de ogen van Mantelmeisje Kiara. Deze keer droeg ze echter geen mantel, maar had ze de weeshuiskleding aan: een bruin jurkje, witte riem en witte sokken, en zwarte schoenen.

Net als de vorige keer sloegen mijn hersens meteen op hol. De rustige Fynn die met haar had gepraat bij het hutje bij de rivier was nergens te bekennen. In plaats daarvan stamelde ik vreemde woorden. Wat deed ze hier? Bewaakte ze de ring voor Miranda? Nee, natuurlijk niet. Ik moest rustig worden. Anders zou ik mezelf alleen maar belachelijker maken.

'Ik, eh, kom kijken of Lena misschien weer teruggekomen is.' Van alle dingen die ik uit had gekraamd de laatste tijd, was dit met afstand de stomste.

Een van Kiara's wenkbrauwen schoot omhoog. 'Lena is hier niet meer geweest in de tussentijd. Maak je je zoveel zorgen om haar?'

'Ja,' zei ik, omdat ik mezelf niet vertrouwde om meer te zeggen zonder alles weg te geven.

Ze leek nog meer te willen zeggen over dit onderwerp, maar deed dat uiteindelijk niet. In plaats daarvan gaf ze me een schouderklopje en gebaarde ze me om aan één van de stoelen te gaan zitten. 'Ik zie dat je gestresst bent. Ga even rustig zitten, dan krijg je zo ook een kop thee. Ik heb het warme water en de mint net klaar gezet voor je binnen kwam.'

'Dankjewel.' Ik ging zitten en hield mijn hoofd in mijn handen, terwijl ik met mijn vingers over mijn slapen wreef. Ik had hoofdpijn van het bedenken hoe ik hier weg ging komen met de ring, zonder dat Kiara iets door zou hebben. Ze mocht geen deel uitmaken van de strijd tegen Miranda, dat wilde ik haar niet aandoen. Daarvoor gaf ze teveel om haar weesmoeder.

Kiara dacht waarschijnlijk dat ik met mijn hoofd in mijn handen zat vanwege het feit dat Lena nog steeds niet terug was, want ze ging tegenover me zitten en keek me meewarig aan. 'Gaat het wel helemaal goed?' vroeg ze. 'Het lijkt wel alsof je op het punt staat om in te storten.'

Naar waarheid antwoordde ik: 'Volgens mij sta ik dat ook.'

Zo bleven we een tijdje zitten, Kiara die me aankeek alsof ik haar kleine konijntje was dat klem was komen te zitten in haar kooi, ik met mijn hoofd in mijn handen, denkend aan hoe ik dit in vredesnaam op ging lossen.

En toen begon het me te dagen. Ik moest me inhouden om niet als een maniak in lachen uit te barsten. Het was eigenlijk zo makkelijk. Kiara had zelf al aangekondigd dat ze me de kans zou geven om er ongezien met de ring vandoor te gaan. Op het moment dat ze naar het keukentje zou lopen om thee te halen, kon ik snel de ring uit het kastje pakken en door het open raam ontsnappen. Het zou niet lang duren voor Kiara doorhad dat ik hier helemaal niet was gekomen vanwege Lena, maar dat maakte niet uit. Ze zou me wel vergeven als ze erachter kwam wat ik uiteindelijk gedaan had voor de stad.

Of ik zou Miranda niet verslaan en ze zou me niet vergeven, maar dat maakte niet uit. Waarschijnlijk was ik dan toch al dood en zou ik Kiara's teleurstelling niet meer meemaken.

'Waar ga je nu naartoe?' vroeg ze. 'Nu je weet dat Lena hier niet is, wat ga je als volgende doen?'

'Weet ik niet.'

'Weet je waar ze woonde voor ze in een wees veranderde?'

Nee, eigenlijk niet. Vreemd, dat moest ik haar maar eens vragen. 'Ik heb geen idee.'

'Oh, dan kun je werkelijk waar geen kant op.'

'Precies, snap mijn wanhoop.'

'Ik snap je wanhoop. Ik zou willen dat ik je kon helpen, maar momenteel kan ik niet veel meer voor je doen dan je gezelschap houden. In donkere tijden is het beste dat je kunt gebruiken een goede vriend. En dat kunnen wij zeker worden, twee goede maatjes.'

Mijn hart maakte een sprongetje. 'Ja, ik denk dat je gelijk hebt. Dankjewel. Samen thee drinken zal ook wel helpen.' Hint hint.

'Ja, dat denk ik ook. Ik ga het over een paar minuutjes halen, nu staat het er nog niet zo lang. Waarschijnlijk is de thee nog niet klaar.'

'Mag ik je dan in de tussentijd een vraag stellen?'

'Ja.' Ze gaf me weer één van die mooie glimlachen.

'Weet je waar de overige weeskinderen zijn? Ik had verwacht ze ergens rond te zien hangen of te horen lachen.'

'Ze zitten boven op de algemene slaapkamers, met genoeg speelgoed en knuffels om ze een tijdje zoet te houden.'

'Hoort Miranda niet op ze te letten?'

Het moest aan mijn toon te horen zijn geweest hoe ik over Miranda dacht, want Kiara keek me aan alsof ik zojuist iets lelijks tegen haar gezegd had. 'Miranda is op dit moment bezig met belangrijke zaken buiten het weeshuis, zei ze. Hoezo klink je zo boos als je over haar praat? Heeft ze je toevallig iets aangedaan waar je mij niet over durft te vertellen omdat je bang bent om me te kwetsen?'

Kon ze gedachten lezen ofzo?

Hoewel ik wist dat het niet verstandig was om meer prijs te geven, kon ik me toch niet inhouden. Het was alsof een demon mijn gedachten over had genomen en wel tien keer herhaalde hoe zielig het was voor Kiara om te moeten leven met zo'n pleegmoeder zonder het door te hebben. 'Nee, Miranda heeft me niks aangedaan. Maar ze is wel een gevaar voor de samenleving en ik probeer haar te stoppen.'

Allemachtig, een paar minuten met die groene ogen en ik was al mijn zelfbeheersing verloren. Meteen toen de woorden mijn mond uit kwamen, had ik er al spijt van.

En het werd nog erger toen mijn woorden niet beantwoord werden met woede of met geloof, maar met medelijden. 'Het spijt me om te horen dat je dat denkt. Wat heeft je ooit zo ver gekregen om die lieve vrouw als een heks te zien? Heb je het toevallig zelf thuis lastig gehad?' Ze keek me aan en haar lippen vertrokken zich tot een verontschuldigende glimlach.

In plaats van antwoord te geven op haar vragen, schudde ik alleen maar mijn hoofd. Na een paar tellen zei ik: 'Niemand gelooft me,' wat ertoe leidde dat ik nog een verontschuldigende glimlach kreeg.

'Ik ga de thee halen, dan kunnen we tot rust komen terwijl we verder praten.'

Graag. Ik wilde weg hier.

Toen de ze kamer verliet, aarzelde ik geen moment. De kans dat de ring door een magische toverspreuk was beschermd, hield ik geen rekening mee. Ik wilde nog maar één ding: zo snel mogelijk weg van deze plek waar ik niet geloofd werd en werd behandeld als een zielig, gedesillusioneerd kindje. Zo snel mogelijk terug naar de enige persoon in de wereld die me wel geloofde en die op dit moment groot gevaar liep.

Ik trok de ring uit het laatje, schoof de gordijnen weg voor het openstaande raam, en sprong naar buiten. Al rennend richting de poort gebruikte ik de spreuk, mijn simpelere versie van mezelf minder zichtbaar maken.

Het geheimWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu