16. Fynn

146 22 14
                                    

De ingang van het klooster waar het weeshuis onderdeel van uitmaakte, grensde aan de marktplaats. Om binnen te komen moest je door een kleine poort heen. Het motto van de kerk stond in mooie letters in een boog boven de poort geschreven: An veritas, an nihil, Latijn voor "de waarheid of anders niets". Ironisch, als hun weesmoeder inderdaad stiekem een gevaarlijke heks bleek te zijn.

Ik liep graag over het pad recht achter de poort. Het was na het bos misschien wel mijn favoriete plek om te gaan wandelen. De weg, die bestond uit een bloemenvrij graspaadje in een groot bloemenveld, was in alle opzichten een warm bad voor je zintuigen. De zachte ondergrond was fijn om over te lopen, de verschillende kleuren van de bloemen waren schitterend om te zien, en de geur van lavendel en mint was een verademing ten opzichte van de koeienstront op de boerderij. Normaal gesproken was het hier ook een oase van rust. Er werkten wel eens mensen in de tuin om het veld en de paadjes netjes te houden, maar verder was er niet vaak iets te horen.

Vandaag was dat niet helemaal het geval. Er was een geluid dat steeds duidelijker hoorbaar werd naarmate ik verder liep: kinderstemmen. Vrolijke, schreeuwende kinderstemmen.

Ik kon mijn geluk niet op, dit was precies waar ik op gehoopt had. De weeskinderen hadden pauze en vanwege het goede weer mochten ze die waarschijnlijk buiten doorbrengen.

Dit was mijn beste kans om redelijk onopvallend informatie te verzamelen. Er brachten wel vaker mensen een bezoekje aan het weeshuis om met de kinderen te praten, al waren dat vaak volwassenen die overwogen om iemand te adopteren. Ik zou zeker een paar vreemde blikken krijgen van mensen, maar waarschijnlijk zou niemand er echt wat achter zoeken.

En waar volwassenen goed waren in het spelen van spelletjes en het verbergen van informatie, waren kinderen dat totaal niet. Als er ooit iets onverklaarbaars—iets magisch—was gebeurd rond hun weesmoeder, zouden de kinderen, vooral de jongere, daar vast snel iets over loslaten. Als ik de juiste persoon koos om mee te praten en de juiste dingen zei, kon ik misschien uitvinden of Lena inderdaad de waarheid had gesproken over Miranda, of dat ze een te grote fantasie had.

Ik keek de binnenplaats rond om te kijken wie ik het beste aan kon spreken. Het was een chaotische boel van kinderen. Een groepje van jonge jongens, nog jonger dan Lena, was haasje over aan het doen in het midden. Dat ging goed, tot de kleinste van het stel niet hoog genoeg sprong en over de rug van zijn voorganger viel, waarna hij in het stuk gras naast het pad terechtkwam.

'Pas op, Tim!' hoorde ik een wat ouder meisje roepen. Ze klonk oprecht bezorgd. 'Je mag niet op het gras spelen. Kom er snel weer vanaf, voor Weesmoeder het ziet.'

'Ze wordt toch niet boos,' zei het jongetje dat dus Tim heette.

'Dat klopt,' antwoordde het meisje met de lange bruine haren. Ik schatte dat ze ongeveer even oud was als ik, maar ze stond met haar rug naar me toe, dus ik kon haar gezicht niet zien.

'Maar toch is het beter als je van het veldje afkomt. Dadelijk wordt je shirt nog viezer.'

Tim stond op, haalde met zijn handen het gras van zijn shirt, en keek beteuterd naar de groene veeg die bleef zitten. Toen haalde hij zijn schouders op en ging weer verder met het spel waar hij en zijn vrienden mee bezig waren.

De rest van de kinderen hield zich bezig met wat rustigere activiteiten. Ongeveer de helft van hen was op één van de stenen paden van de binnenplaats aan het knikkeren, de rest zat op bankjes onder de stenen overgangen aan de zijkant te praten.

Eén ding viel me op: bijna alle kinderen zagen er gelukkig uit. Ze hadden een glimlach op hun gezicht, en niemand leek iemand te pesten. Dat paste niet helemaal bij het beeld van het weeshuis dat ik van Lena's verhaal had gekregen. Zou ze dan toch een te grote fantasie gehad hebben? Was Miranda geen heks, maar was een tienjarig meisje gewoon zo bang van haar geworden dat ze onbewust iets geks verzonnen had? Of sterker nog: had Lena misschien iets gedaan dat niet mocht, was ze daarom weggerend? En had ze Miranda afgeschilderd als een kwaadaardig iemand om haar verhaal kracht bij te zetten? Die optie was nog niet eerder in me opgekomen, maar leek me nu ik hem bedacht had ook een goede mogelijkheid.

Het geheimWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu