22. Fynn

107 19 7
                                    

De klok gaf aan dat het één uur was. Tijd om op te staan en mijn plan in werking te zetten.

In mijn zachte, grijze pyjama stapte ik uit bed. Vervolgens liep ik op mijn tenen naar de deur, die ik zo zachtjes mogelijk open maakte. Zonder ook maar enig geluid te maken sloot ik de deur weer achter me en liep ik via de overloop naar de trap. Alleen mijn hartslag werkte niet mee. Die was zo hoog dat ik dacht Nestor hem, zelfs door de gesloten deur van zijn slaapkamer, nog kon horen. Kalm, zei ik tegen mezelf. Dat zit in je hoofd, hij heeft niks door.

Nog steeds onzeker, maar toch vastberaden daalde ik van de trap af. Gelukkig dempte het lichtblauwe tapijt waarmee de treden bedekt waren mijn voetstappen.

Eenmaal op de begane grond durfde ik mijn ingehouden adem weer los te laten. Ik had het gevaarlijkste deel van mijn ontsnapping overleefd, de kans dat Nestor me nog zou horen was hier een stuk kleiner. Ik hoefde alleen nog maar naar buiten te gaan en daarna kon ik me weer vrij bewegen zonder me zorgen te maken.

Het raam aan het uiteinde van de hal van het huis stond nog steeds precies zoals ik hem gisteravond tegen Nestors regels in had laten staan: wagenwijd open. Eigenlijk had ik hem dicht moeten doen, om te voorkomen dat er vervelende insecten binnen kwamen. Maar toen Nestor naar één van de kamers was gegaan waar ik niet in mocht komen, had ik de gok genomen dat hij niet terug zou komen en had ik het raam vastgezet, terwijl hij nog open stond. Dat kwam nu perfect uit.

Behendig klom ik erdoorheen. Het was onmogelijk dat hij dit zou horen, in tegenstelling tot het slot van de deur. Als ik die gebruikte, zou ik gesnapt zijn nog voor ik ook maar honderd meter ver was.

Met pantoffels aan en in mijn pyjama snelde ik door de zachte nachtlucht naar het bos, naar Lena's boomhut. Het was buiten afgekoeld, maar niet zo ver dat het koud was. De lucht was fris, maar net niet fris genoeg om me kippenvel te bezorgen. Het was precies comfortabel.

De straat werd verlicht door enkele lantarens en door de maan die bijna vol was. Aan de ene kant vond ik het een mooi schouwspel, aan de andere kant bezorgde het me de rillingen. De maan hielp me eraan herinneren dat het midden in de nacht was, en dat ik op weg ging naar één van de plekken in Karthes die je 's nachts maar beter kon vermijden, namelijk het bos. Het krioelde daar namelijk van de dieren, sommigen ervan bijzonder gevaarlijk. En er bestond ook altijd nog die kleine kans dat je een monster tegen het lijf liep, ook niet al te prettig.

Het feit dat ik een Patronusleerling was en recent met een eng monster had afgerekend, hielp slechts een beetje. Monsters in het holst van de nacht waren toch enger dan monsters op klaarlichte dag.

Maar ik luisterde niet naar het deel in mij dat liever terug wilde keren naar huis, het deel dat niet het risico wilde nemen een monster tegen te komen of tegen Nestors wensen in te gaan. Ik had Lena beloofd dat ik langs zou komen, dus dat deed ik ook. 

Nestors woorden spookten door mijn hoofd: je brengt het meisje terug naar Miranda, anders krijg je huisarrest. Zijn woorden werden afgewisseld met herinneringen aan de warme knuffel die Lena me had gegeven. Die overtuiging, dat volle vertrouwen, die kwetsbaarheid. Ik kon haar simpelweg niet terugbrengen, dat ging tegen mijn gevoel en alles dat mijn ouders me ooit geleerd hadden in. Aan mijn eigen opleiding denken was ook belangrijk, maar sommige dingen gingen nou eenmaal boven alles. Zorgen voor degenen om wie je gaf en die je hulp nodig hadden, was een voorbeeld van zoiets.

Naarmate ik het bos verder naderde, begon ik me steeds minder op mijn gemak te voelen. Er stonden hier geen lantaarns, dus ik moest het alleen doen met een beetje maanlicht. Het was een vreemd contrast, de duisternis en de geluiden van huilende wolven aan de ene kant, en de prettige geur van een bos in bloei aan de andere. Alsof ik een hemel binnentrad waar de hel zijn sporen had achtergelaten—of andersom.

Op het moment dat ik tussen de bomen verdween, gebruikte ik de spreuk die ik een paar uur terug voor het eerst had gelezen en kort geoefend. Ik prevelde de woorden:

Mezelf verbergen, schuilen in de schaduwen
Doe ik voor zij die mij niet schuwen

Ondertussen stelde ik me weer voor hoe de energie in mijn lichaam door mijn poriën naar buiten stroomde en schaduwen om mij heen vormde. Ik voelde dat het gelukt was, makkelijker dan eerder. Waarschijnlijk kwam het doordat dit hele bos al in schaduwen gehuld was. Ik had er denk ik gewoon een paar naar me toe gehaald, in plaats van dat ze allemaal uit mezelf waren gekomen.

Ik vroeg me af of dit ook was wat Lena had gedaan om van Miranda te ontsnappen. Het leek logisch, maar toch geloofde ik het niet. Het was onmogelijk dat een krachtige heks als Miranda niet deze kleine goocheltruc zou doorzien met haar eigen magie. De spreuk was niet bijzonder sterk, op volle kracht kon hij me slechts de veiligheid van de duisterste schaduw bieden. Hoe goed je verborgen kon blijven, was ook voor een groot deel afhankelijk van hoe goed je je stil en ongezien voort kon bewegen. Het kwam niet in de buurt van werkelijke onzichtbaarheid en ik had pas één keer geoefend, dus de spreuk zou me hoogstens een paar tellen meer de tijd geven als ik een dier of monster tegenkwam. Maar dat hield me niet tegen. Alle beetjes hielpen.

Geleid door het kleine beetje maanlicht dat door het bladerdek van de bomen heen viel, liep ik naar de open plek waar Lena's boomhut zich aan de rand van bevond. Zelfs met zo weinig licht wist ik de goede boom meteen te vinden. Hij was zeker twee keer zo dik als de andere bomen in de buurt. 

Ik verkende alle kanten van de boom, maar kon de ingang van de hut nergens vinden. Geen touwladder of holle binnenkant waarlangs ik naar boven of binnen—ik wist niet waar de hut zat—kon klimmen. De hele hut was niet te zien, overigens.

Dat maakte me blij, want het betekende dat Lena goed verborgen zat. Maar het zorgde ook voor ergernis, omdat ik nu zelf de ingang niet kon vinden.

Om er zeker van te zijn dat ik echt niks gemist had, maakte ik nog twee rondjes om de stam heen. Weer leverde het niks op. De ingang was niet te zien.

Ik zakte neer op de grond, de harde stam in mijn en tegen mijn hoofd. Ik moest een kreet van frustratie onderdrukken om niet de aandacht van de andere levende wezens in dit bos te trekken.

Wel klopte ik met mijn vuist tweemaal op de stam. Ik bereikte er niks mee, behalve een paar pijnlijke knokkels.

Net toen ik het op wilde geven en terug naar huis wilde gaan, schrok ik me rot. Ineens voelde ik niks meer in mijn rug en viel ik achterover.

----------

Hey! Daar is weer een nieuw hoofdstuk, sorry dat het zo lang duurde. Ik kan jullie wel beloven dat er een spannend stuk in het verhaal aan zit te komen, en dat het het wachten waard is. De komende paar hoofdstukken gaan er veel dingen gebeuren die het verhaal in een stroomversnelling brengen. Ik geef jullie nog geen spoilers, maar ik kan wel alvast loslaten; dreigende problemen! Dreigende problemen overal!

En vanavond weer een switch terug naar de oude cover. Volgende week zien jullie deze weer. :)

Zijn er nog vragen die jullie ondertussen hebben? Over het mij, over hoe het met het schrijven gaat op de achtergrond, over mijn verhaal, whatever? Stel ze gerust!

Hopelijk weer tot volgende week! ;)

Sil

Het geheimWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu