Hoofdstuk 19

33 2 0
                                    

Tatsuo

Het wachten leek eeuwig te duren, wat seconden waren voelde als uren en terwijl het meisje zijn armen tegen zijn lichaam aan schokte voelde hij zijn zorg groeien en groeien. Waarom heelde ze zichzelf niet? Was ze te ver heen om te merken dat hij haar naar de zee had gebracht? Was het zeewater niet goed genoeg om mee te helen? De lagune was te ver weg om haar ernaar toe te brengen, niet dat hij haar daar ooit nog naar toe wilden brengen. Het was de lagune die ervoor had gezorgd dat ze nu dat hoopje ellende was dat hij in zijn armen hield. Hij voelde hoe de zon tegen zijn rug begon te branden, en de golven tegen hem opbeukte. Telkens weer, alsof het hem ervan wilde overtuigen om haar los te laten. Maar loslaten was iets wat hij weigerde te doen, hij zou haar stevig vasthouden tot hij zeker wist dat het allemaal goed zat.
De seconden tikte voorbij, en met elke seconden leek haar lichaam erger te trillen. Het joeg hem angst aan om haar zo te zien. Hij drukte haar in een bijna dodelijke greep tegen zich aan, alsof hij op die manier het stuiptrekken kon laten stoppen. Zijn eigen hart sloeg alle kanten op, het voelde de paniek die op kwam zetten. Waren stuiptrekkingen vaak niet de voorbode van de dood? Hij wilde er niet aan denken. In plaats daarvan sloot Tatsuo zijn ogen en concentreerde hij zich op haar ademhaling die hij tegen zijn borst aan voelde. Het onregelmatige, en soms haperende, beetje lucht dat het er nog van verzekerde dat ze leefde. Zijn aandacht was zo op haar ademhaling gefixeerd dat hij niet door had dat het stuiptrekken in zijn armen gestopt was, en te laat had hij door dat ook haar ademhaling gestopt was. Boem, boem, boem.. Het geluid van zijn eigen denderende hartslag vulde zijn oren voordat hij het in de gaten had.
''Yuki?'' Voorzichtig opende hij zijn ogen, om naar het meisje in zijn armen te kijken. Ze lag stil en haar gezicht leek grauwer dan eerst. Zelfs ze zee om hen heen hield zich koest nadat het nog een keer een golf tegen hen aan had laten duwen, eentje die zo zacht was dat het bijna een streling leek.. Alsof het de realiteit aanvoelde die Tatsuo weigerde te zien en te erkennen. Hij schudde haar in zijn armen, wat erin resulteerde dat haar hoofd slap opzij viel.. ''Yuki!'' Hij schreeuwde, schreeuwde naar haar. Alsof zijn schreeuw haar weer terug zou brengen. Zijn ademhaling ging snel, te snel. Rationeel denken ging niet meer terwijl hij verwoed om zich heen keek met het meisje dat slap in zijn armen hing. De gedachten in zijn hoofd schoten alle kanten op, zo snel dat hij er geen een uit kon maken voor wat ze waren. De onrust die hij toe liet, kroop onder zijn huid en verspreidde zich door zijn lichaam. Het water om hem heen verloor zijn rust en begon onrustig te worden alsof het hem weerspiegelde. ''No, no, no.'' Mompelde hij zachtjes, terwijl hij haar weer tegen zich aan drukte en van links naar rechts liep. Hopend op een wonder, iets. Het angstaanjagende gevoel dat in zijn borst was op komen borrelen verspreidde zich en vaag gevoel van herkenning kwam bij hem op, echter was het niet groter dan een speldenprik in het net van onrust en angst waardoor het net zo snel weer verdween als dat het op kwam. Terwijl het water om hem heen zich tergend langzaam weer terug trok, waardoor het bijna onmerkbaar was voor hem, stond hij eindelijk weer stil. Hoe moest hij dit ooit gaan uitleggen, als hij überhaupt ooit de kans zou krijgen om het uit te leggen, dat ze was gestorven in zijn armen? Wanneer zouden de schepen hem op komen halen? Wanneer zouden ze langs komen om te kijken wat zijn progressie was? Dat kon weken, al niet maanden, gaan duren. Door zijn gepieker merkte hij de donderende geluid van het water dat op hen af kwam niet op, te verzonken in die staat dat zijn instinct hem in de steek liet. De dreun die het water hem tegen zijn rug gaf voelde aan alsof iemand hem een klap gaf met een hamer. Het deed pijn en bracht hem uit balans, waardoor hij een stap naar voren zette om ervoor te zorgen dat hij niet omviel. Tatsuo gromde een vloek en kneep zijn ogen dicht terwijl hij zich op de zere plek op zijn rug focuste. ''Damned puddle of water,'' sneerde hij naar de zee terwijl hij zich naar de horizon toe draaide, ''where is that greatness that my people worship?'' Zijn stem klonk rauw terwijl hij dit naar het water voor hem schreeuwde. Hij was boos, boos op het water omdat het Yuki niet genas. Hij was boos op Yuki, die zijn waarschuwing in de wind had geslagen. Boos op zichzelf, omdat hij niets voor haar kon doen. Niet als persoon, ook niet als een zogenaamde waterstuurder. Wat had hij nou aan die 'gave' als hij er toch niet bij kon. Zijn ouders hadden het bij het verkeerde eind gehad. Ze hadden hem nooit naar dit eiland moeten sturen, met haar. Dan was ze in ieder geval nog in leven geweest op de Zuidpool. Levend... maar toch ook weer niet. Het meisje dat hij bij zijn aankomst had gezien was een totaal ander iemand geweest dan het meisje dat hij gisteren in de lagune had zien lachen. Ze zou dan misschien nog wel bitterder worden dan dat ze al was. Of niet. Voordat hij nog een belediging naar de zee kon slingeren, liet een beweging in zijn armen hem opschrikken. Zijn hart sloeg op hol en voordat hij goed kon verwerken wat er gebeurd was had ze hem vast gegrepen met haar handen. Haar ademhaling was diep, alsof ze haar longen opnieuw moest vullen met lucht. Hij voelde haar trillen in zijn armen en kon het niet laten om te zuchten van opluchting. Nadat zij haar armen om zijn nek had geworpen en zich tegen hem aan drukte, trok hij zijn armen strakker om haar heen en drukte zijn neus tegen haar kruin aan. ''Thank the avatar.'' Fluisterde hij zachtjes tegen haar kruin aan voordat ze zich wat terug trok en naar hem keek. Terwijl ze hem aankeek, keek hij terug naar haar. Nog niet eerder had hij zoveel emotie in haar ogen gezien. Het maakte hem sprakeloos en hij voelde zijn hart een slag overslaan terwijl hij haar gezicht bekeek. De kleur kwam weer terug in haar gezicht en hij kon de lichte perzikroze kleur van haar wangen niet ontkennen. Ze was terug gekomen, en hij kon de brede, misschien ook een iet wat gelukkige, grijns op zijn gezicht niet tegen houden. De woorden die ze hem toefluisterde waren zacht, gevolgd door een omhelzing. Hij voelde haar ademhaling in zijn nek en voor een moment sloot hij zijn ogen. Ze was terug, ze was terug. Nadat hij zijn ogen weer geopend had, begon hij terug te lopen naar de hutjes. Beide waren ze zeiknat, en ondanks dat de zon fel op hen scheen begon hij het een beetje koud te krijgen. Hij kon zich niet voorstellen hoe koud zij het dan wel niet moest hebben. Langzaam liep hij het water uit, het strand op en naar haar hutje. Tree voor tree liep hij de trap op, langs de nog openstaande deur naar binnen en regelrecht naar haar bed. Voorzichtig legde hij haar op haar bed, en legde vervolgens een deken over haar heen. Niet wetende wat hij moest doen stond hij maar naast haar bed, zijn blik gericht op haar gezicht.

Yuki

Ik weet het niet. Ik weet niet of ik de omhelzing fijn vind, of dat ik het afschuwelijk vind. Alles in mijn lichaam zegt me dat ik het niet fijn zou moeten vinden. Ik ben Yuki, de jongste en meest getallenteerde Sifu ooit. Ik weet wie ik ben, ik ken mezelf. Lichamelijk contact is iets geweest waar ik altijd voor uit de weg ben gegaan, omdat het onnatuurlijk en ongemakkelijk voelt. Maar, waarom voelt het nu dan niet zo? Tatsuo die me haast plat drukt tegen zijn borst aan, geeft me meer troost en kracht dan ik ooit voor mogelijk had gehouden. Het verward me, maar ik weet ook dat het iets is waar ik me later druk om moet maken. Met de dood die nog nasluimert in mijn aderen, heb ik heel andere dingen aan mijn hoofd. De grijns die ik echter toegeworpen krijg van Tatsuo, zorgt ervoor dat ik de druk wat voel afnemen. Hij weet met het simpele brede optrekken van zijn mondhoeken, me wat minder bezorgd te krijgen. Het komt wel goed, het zal uiteindelijk allemaal weer goed komen. Hij heeft zo ontzettend veel moeite gedaan om me te redden, dat ik het zeker weet. Als ik straks minder vermoeid ben, kan ik mezelf genezen en is het een kwestie van slapen om weer mijn energie terug te krijgen.
En ik merk dat dat inderdaad nodig is. Voor ik er erg in heb, loopt hij al op de veranda met mij in zijn armen. Het dringt amper tot me door, ik voel alleen kou en vermoeidheid. Aan een van de twee kan ik gemakkelijk iets doen. Met moeite til ik mijn arm op. Het doet minder pijn als daarnet, omdat het gif nu weg is. Toch doet het nog steeds pijn, het gif heeft een vreemd zuur achter gelaten in mijn spieren, alsof ik elke spier intens heb getraind, tot gevaarlijk aan toe. Maar ik zou mezelf niet zijn, als ik mezelf niet toch zou dwingen. Dus vlak voor hij de deuropening doorstapt, waterstuur ik het koude en zoute water van de zee uit onze kleren en haren. Het zorgt ervoor dat ik licht in mijn hoofd wordt, misschien zelfs voor een paar momenten mijn bewustzijn verlies, maar het is het waard. Het volgende wat tot me doordringt, is de zachte ondergrond en de deken die hij over me heen legt. En dat ik tril, hevig. Hoewel het koude water me niet langer teistert, heb ik voor alsnog last van het feit dat mijn lichaam niet genoeg energie meer heeft om zichzelf warm te maken. Daarbij heeft het gif zo'n aanslag gedaan op mijn hele zijn, dat ik me niet eens meer kan herinneren hoe het is om warm te zijn. Toch ben ik dankbaar. Dankbaar voor alles wat Tatsuo voor me heeft gedaan. Hij had het niet hoeven doen. We weten beiden dat hij met gemak zonder mij had overleefd, dat hij misschien een paar maanden had moeten wachten voor de boten zouden komen om te checken, maar dat hij het toch met gemak had volgehouden. Hij is een overlever. Ik vraag me af hoever ik zou komen, zonder mijn watersturen. Ik kan mezelf verdedingen met het chi-sturen, maar dat is het enige.
Trillend en klappertandend klamp ik me vast aan mijn bestaan. Het begint nu pas tot me door te dringen dat ik zonet bijna dood was. Door mijn eigen stomme, naieve, koppige en uitdagende gedrag, was ik bijna dood. Niet eens door een episch gevecht, waarin ik onder zou gaan in de strijd. Hoewel ik mijn eigen einde niet graag fantaseer, was het nooit vanwege een of andere debiele vis die zijn gif in mijn voet schoot. En ook had het absoluut niets te maken met iemand die aan de onderkant van mijn voet het gif eruit zou zuigen. De hallicunaties beginnen langzaam maar zeker op zijn plaats te vallen. De dromen niet. De dromen maken me nog steeds doods en doodsbang. Het verdrinken in dikke zwarte teer, is iets waarvan ik niet denk het ooit los te kunnen laten. Half in slaap, half wakker, maak ik mezelf extra klein in het bed, om zo veel mogelijk warmte vast te houden. Toch kan ik niets anders dan trillen en de nachtmerries opnieuw herleven.

Honger maakt me wakker. Voor wat voelt na een paar minuten, open ik mijn oogleden, die aan elkaar gelijmd lijken. Met moeite, maar inmiddels zonder een heel groot deel van de pijn, til ik mijn hoofd wat op. Aan de geur van de zee en het licht in de kamer, concludeer ik dat het avond is, dat de zon op het punt staat van ondergaan. Mijn maag knort niet van de honger, maar lijkt wel te krijsen. Met een kreun kom ik overeind. Pas als ik helemaal rechtop zit, dringt er iets tot me door. Het gif zorgde ervoor dat ik mijn benen niet meer voelde, maar inmiddels is het gif zo goed als verdwenen uit mijn lichaam. Maar wat als ik mijn benen voor alsnog niet kan gebruiken? Voorzichtig, maar in een bliksemsnelle beweging trek ik de dekens van me af en kijk naar mijn onderlichaam. Ik probeer met mijn tenen te wiebelen en voor slechts een fractie van een seconde bega ik een mini-hartaanval als ze niet direct bewegen. Opgelucht laat ik mijn adem los als ze dat vervolgens wel doen en ik in stilte de avatar bedank. Met een onderdrukte grom, pijn en moeite krijg ik mijn benen over de rand van het bed, maar dan ben ik uitgeput. Toch weiger ik te roepen voor hulp. Ik kan het zelf. Ik moet het zelf kunnen. De gedachte aan Tatsuo die me helpt, zorgt voor een wervelwind aan emoties, waarvan ik niet klaar ben om die onder ogen te komen. Ondanks dat alles, zorgt de hulpeloosheid en de pijn die ik voel, ervoor dat ik tranen achter mijn ogen voel branden.

We live in the water, we love by the moonМесто, где живут истории. Откройте их для себя