hoofdstuk 20; 'Het begin van het einde'

346 28 1
                                    

12 uur eerder

Belle

Het was tegen zevenen in de avond. De derde dag dat Caden en de anderen er niet meer waren. En Esther,Ginny en ik waren op. Compleet uitgeput. Elke dag zorgden we dat we rond vijf uur in de boomgaard waren, en elke avond bleven we tot negen uur of later. Het was veel te veel voor ons drieën. En bovendien was het aantal ongevallen, en dus het aantal gewonden ook sterk toegenomen door het gebrek aan ervaring van de meesten. Op de automatische piloot deden we de rest van ons werk, maar het was nog te veel. Ik wist dat we zeker nog tot negen uur bezig zouden zijn. Nog twee uur, Belle, zei ik tegen mezelf. Dan kan je uitrusten. Maar ik wist dat er ook weinig van uitrusten zou komen. Want s'nachts was ik onrustig. Ik woelde heen en weer en bleef maar draaien totdat ik uiteindelijk in een lichte slaap viel. Het was een droomloze slaap, dus dat was tenminste al iets. Ginny deed haar best, en ik moest toegeven dat ze heel handig in het boom klimmen en het fruit plukken was geworden. Maar ook voor haar was dit te veel. Er moest nodig een andere oplossing komen, want zo kon het niet langer doorgaan.

De uren gleden voorbij, en voordat ik het wist was ik bij mijn laatste boom aangekomen. GInny hadden Esther en ik al naar huis gestuurd, omdat het meisje bijna om was gevallen van vermoeidheid. Esther was op de grond bezig om al het fruit netjes te sorteren, terwijl ik behendig in de grote notenboom voor me klom. De noten die ik moest hebben zaten helemaal bovenin de boom, dus klom ik via ontzettend dunnen takken naar een wat steviger uitziende tak en begon vanaf daar de noten te plukken. Ik zat minstens twintig meter boven de grond, en ik had een mooi uitzicht. In de boom kwetterden nog wat vogeltjes, en de zon was bezig onder te gaan. Ik dacht aan die laatste avond. De avond na het dansfeest dat Caden en ik in een van deze bomen hadden gezeten. Niet aan denken, Belle. Hij komt terug. Hij heeft het je belooft. En dus ging ik verder met noten plukken. Maar tien minuten later werd ik weer afgeleid. En dit keer kwam het doordat de vogeltjes abrupt waren gestopt met fluiten. Ik keek even naar de vlakte die voor me lag, en viel bijna uit mijn boom. Daar voor me, kwamen tientallen ruiters aandenderen, gevolgd door meer dan honderd man voetvolk. Zo snel als ik kon klom ik uit mijn boom.

'Esther!' riep ik. 'Equador komt eraan! We moeten hier weg, vlug!' Esther keek meteen op door mijn bange stem.

'Wat?' vroeg ze. Ik rende naar haar toe, liet mijn mand met noten voor wat het was, en sleurde haar mee richting de stad.

'Tientallen ruiters en voetvolk, komen richting Vrijheid. En ik denk niet dat ze hier zijn om gezellig te babbelen!' schreeuwde ik onderweg naar haar. Ik snapte nu eindelijk waar het nare onderbuikgevoel dat ik al die dagen had gehad, vandaan kwam. Het was een list, en dat was het altijd al geweest. En wij waren er met open ogen ingetrapt. Natuurlijk had Ferdinand wel van het bestaan van Vrijheid afgeweten. Hij had alleen op het juiste moment gewacht om aan te vallen. Stuur alle mannen weg, en laat de vrouwen en kinderen ongewapend achter, en dan zijn ze weerloos. Esthers ogen werden groot van schrik toen het eindelijk tot haar doordrong.

'Nee,' zei ze vol afgrijzen.

'Ja,' zei ik terug. 'Luister Esther, ga naar Vrijheid, verzamel je familie en zo veel mogelijk mensen en zoek een goede schuilplaats. Ga niet naar de voorraadschuur, die mogen ze niet vinden. Ga weg uit Vrijheid en kom pas terug als alles veilig is.'

'Wat ga jij dan doen?' vroeg ze.

'Luka waarschuwen,' antwoordde ik.

'Wees alsjeblieft voorzichtig,' zei ze. Ze stopte met rennen en gaf me even een knuffel.

'Jij ook. Ik zie je snel.' Ze knikte en rende richting Vrijheid. Ik pakte mijn boog van mijn schouders en legde er een pijl op. Toen begon ik langs de velden te rennen en begon te schreeuwen dat we aangevallen werden en dat iedereen moest maken dat hij wegkwam. Ik zag aan de verbaasde gezichten van de meesten dat ze me niet wilden geloven, maar toen er achter ons stofwolken opstoven, begon iedereen in paniek te schreeuwen en weg te rennen. Ze waren sneller dan ik had gedacht. Ik rende ervandoor en vond daar op het plein Luka. Toen hij mij zag, kwam hij meteen op me af.

VeroordeeldWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu