Hoofdstuk 7; 'De klim'

399 34 2
                                    

Caden

'He, Caden. Wordt wakker!' zegt een meisjesstem. Ik woel heen en weer, en heb het ontzettend warm. 'Caden? Gaat het wel?' zegt de meisjesstem weer. Dan voel ik hoe iemand me heen en weer schudt. 'Caden? Ik ben het, Belle,' zegt de stem weer. En dan schiet ik wakker. Belle's gezicht hangt bezorgd boven me.

'Je bent eindelijk wakker. Gaat het wel?' Haar ogen boren zich bezorgd in de mijne. 'Je was allemaal heen en weer aan het draaien en aan het roepen,' zegt ze dan. Ik kijk haar ligt verdwaasd aan, en dan weet ik het weer. Ik had een nachtmerrie, over mijn tweelingzus.

'Ja, het gaat goed,' weet ik dan uit te brengen. Ze kijkt me nog steeds bezorgd aan, en legt dan even haar hand op mijn voorhoofd.

'Je bent loeiheet,' fluistert ze. 'Wacht even, ik ben zo terug.' En ze klimt de ladder af naar de binnenplaats. Ik ga overeind zitten en haal even diep adem. Het was maar een droom. Het was niet echt. Maar het erge is dat ik weet dat het wel echt is. Dat het wel echt gebeurd is. Plotseling verschijnt Belle weer in mijn gezichtsveld.

'Hier,' fluistert ze, en ze geeft me een natte doek aan. Dankbaar pak ik het aan en haal hem even over mijn gezicht heen.

'Beter?' vraagt ze. Ik knik. Maar plotseling voelt de kleine hut verstikkend, en ik sta op.

'Caden? Wat ga je doen?' vraagt ze.

'Ik moet even frisse lucht hebben,' antwoord ik.

'Ik ga mee,' en ze loopt achter me aan. 'Maar waar wil je heen gaan? De uitkijkhut is bezet.' Ik draai me even naar haar om. Ze heeft een kort broekje aan, en een shirtje. Haar haren zijn losgeschoten, en hangen verwilderd om haar gezicht heen. En plotseling krijg ik een idee

'We zullen eens gaan kijken hoeveel je durft,' zeg ik dan. Ze kijkt me verbaasd aan. Maar als ik op een uitstekende tak klim, en reik naar de volgende, zie ik haar ogen groot worden, en dan glijdt er een grijns over haar gezicht.

'Oke,' zegt ze en ze klimt achter me aan. De bomen hier zijn reusachtig. Gemakkelijk klimmen we van de ene naar de andere tak, totdat we boven de bladeren uitkomen. Een van de takken steekt ver naar buiten en ziet er stevig uit, en ik ga er op zitten, met mijn rug tegen de stam aan. Belle is er inmiddels ook, en klimt via een andere tak op dezelfde tak als mij en gaat voor me zitten. Haar benen bungelen over de rand. Ik voel me meteen een stuk beter als ik de frisse wind op mijn gezicht voel, en langzaam koel ik af en wordt ik weer wat rustiger. Ik zie dat Belle ook zichtbaar geniet van de frisse wind en het uitzicht. Want het uitzicht is hier nog mooier dan in de uitkijkhut.

'Het is schitterend hier,' zegt Belle dan. Ik kijk haar even aan. Haar losgeschoten krullen, vliegen voor haar gezicht langs door de wind.

'Ja, hé,' zeg ik. Beiden zijn we een poosje stil.

'Wil je het erover hebben?' vraagt ze dan. Ik wil eerst mijn hoofd schudden, maar dan zie ik haar gezicht. Ze kijkt me zo eerlijk en bezorgd aan, dat ik het wil vertellen.

'Het ging over mijn tweelingzus,' begin ik. 'Haar naam was Sirene.'

'Je schreeuwde haar naam, ja,' zegt Belle.

'Ik weet niet heel veel meer van haar, want ze is gestorven toen ik vier was. Belle kijkt me aan. Maar het is geen medelijdende blik die ik zo haat, nee het is een begrijpende blik. 'We deden altijd alles samen, maar toen kwam die ene dag.' Ik kijk haar even aan. 'Heb je gehoord over de dag dat de koning en koningin werden vermoord, en de broer van de koning de troon overnam omdat de koning en koningin volgens hem corrupt waren?' Ze knikt. 'Zij waren niet de enigen. Koning Ferdinand wist dat als hij de macht wilde, hij ook de goedkeuring van de edelen moest hebben. Hij wist dat hij de goedkeuring had van de kasteelheren van Zuid en West, want zij zaten in het complot. Maar hij wist ook dat hij niet de goedkeuring had van mijn vader, en Lord Ruud. Ik weet niet wanneer je bij hem bent gaan wonen, maar op dezelfde dag dat de koning en koningin werden vermoord, werd het kasteel van Lord Ruud en mijn vader aangevallen. Ze kregen het kasteel van Lord Ruud niet binnengedrongen, en hebben met hem een overeenkomst gesloten: Hij zou niet tegen de nieuwe koning ingaan, en dan liet koning Ferdinand hem kasteelheer van het oostelijke deel blijven.' Ik zie dat Belle verbaasd opkijkt bij het horen van deze regeling.

'Dat moet zijn geweest voordat Sander en ik bij hem gingen wonen,' zegt ze. Maar dan kijkt ze weer naar mij, en haar gezicht betrekt. 'Het liep voor jullie niet zo af, hé?' zegt ze dan zachtjes. Ik schud mijn hoofd.

'Mijn vader had gezegd dat Sirene en ik ons moesten verstoppen, en dat deden we. In de grote kast in de torenkamer. We hebben daar de hele dag gezeten. S'ochtends begon het geschreeuw, en het hield maar niet op. We waren allebei ontzettend bang. Maar niemand kwam ons halen. En toen klonk het geschreeuw plotseling heel dichtbij, en het volgende moment werd de kast opengerukt. Een eng uitziende man greep ons beet, en sleurde ons mee naar beneden, naar de binnenplaats. Mijn moeder stond daar ook. Ze keek angstig, maar zodra ze ons zag, werd ze ontzettend boos. Ze schreeuwde dat ze ons moesten laten gaan, dat ze haar mochten hebben, maar ze luisterden niet. Ze zetten ons naast moeder neer, en mijn vader was nergens te bekennen.' Ik slik even. Nauwelijks merkbaar grijpt Belle's hand naar die van mij en ze knijpt er zachtjes in.

'Mijn vader was te laat. Ze hebben mijn moeder en zusje meegenomen, en mij wilden ze ook meenemen, maar toen was mijn vader daar plotseling. Met ontzettend veel mannen. Ze joegen de mannen van koning Ferdinand het kasteel uit. Maar ze hadden mijn moeder en zusje.' Ik slik nog een keer, en voel hoe er een traan over mijn wang stroomt. Dan kijk ik haast wanhopig naar Belle op.

'Ze zeggen dat ze dood zijn. Ze hebben hen vermoord, Belle,' zeg ik dan. Ik zie de schrik in haar ogen, en nog steeds kijkt ze niet medelijdend, maar alleen begrijpend. Ze schuift iets dichter naar me toe, en veegt de tranen dan van mijn wangen af.

'Een jongen zei me eens: ''Het is niet erg om te huilen. Iedereen doet dat, en het wordt beter,' zegt ze dan. En dan breekt er een glimlach op mijn gezicht door. 'Het helpt om erover te praten, dat deden Sander en ik ook altijd,' gaat ze verder. Ik knik.

'Weet je, Belle, je bent de eerste aan wie ik dit vertel,' zeg ik dan. Ze kijkt me lichtelijk verbaasd aan, maar dan glijdt er een lieve trek over haar gezicht.

'Je kan me vertrouwen,' fluistert ze. Ik knik nog een keer.

'Je hebt vast nog nooit een huilende jongen gezien.' Ze schiet in de lach.

'Ik heb een broer en een stiefbroer. Geloof je het zelf?' Ik schiet ook in de lach. Dan kijkt ze plotseling weer serieus.

'Een ding moet je goed onthouden, Caden. Het is nooit dapper om te blijven zwijgen en alles altijd zelf op te lossen. Het is veel dapperder om er over te praten, en je angst onder ogen te komen.' Ik kijk naar haar glanzende groene ogen. Ze houdt haar hoofd iets schuin, en kijkt me aan.

'Beloofd?' vraagt ze dan.

'Beloofd,' antwoord ik.

'Mooi,' zegt ze goedkeurend. Dan verschijnt er een stiekeme blik in haar ogen. 'Maar wat zei je nou ook al weer over durven?'


VeroordeeldWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu