Hoofdstuk 13; ''Vrijheid''

425 37 2
                                    


Caden

In de verte zagen we een groep huizen staan. Zoveel dat het op een klein dorp begon te lijken. En toen kwamen we de eerste mensen tegen. Het waren drie mannen die zodra ze ons en Finn zagen op ons af kwamen rennen.

'Finn!' schreeuwde een van hen en hij liep meteen op het kleine jongetje af.

'Papa!' schreeuwde Finn. Zijn vader trok hem van het paard af en hield hem even stevig in zijn armen.

'Waar was je nou?' zei zijn vader. Finn haalde zijn schoudertjes op.

'Ik was jullie kwijt,' zei hij toen. Zijn vader schudde zijn hoofd.

'Nooit meer zomaar weggaan, begrepen?' Het jochie knikte. Toen keek de man naar ons.

'Bedankt voor het vinden van mijn zoontje.' Toen keek hij nog eens beter naar ons. Zijn ogen gleden over ons, onze kleding en onze voorraad spullen heen. 'Wacht eens even, ik heb jullie nog nooit gezien. Wie zijn jullie?' zei de man toen argwanend. De andere twee mannen keken ons ook wantrouwend aan. Ondertussen kwamen er meer mensen aangelopen. Blijkbaar waren er veel mensen op zoek geweest naar het jongetje. Sommige van de mensen hadden strohoeden op, en zagen er moe en bezweet uit. Er kwam een vrouw naast de vader van Finn staan.

'Wie zijn dat?' vroeg ze aan hem. Belle deed een stap naar voren.

'Ik ben Belle, en dit zijn Caden, Noah, Caspian en Julia,' zei ze. De man en de vrouw namen me even op.

'Ja,' zei Finn toen enthousiast. 'En ze is een prinses, want kijk papa, ze heeft zo'n ding,' zei het jongetje en hij wees naar mijn boog. De ogen van de man werden groot toen hij mijn boog zag en toen ook de wapens van de anderen.

'Neem ze mee,' beval de vrouw toen. 'Pak hun wapens af, en neem ze mee naar het hoofd. Hij zal wel weten wat we met hen moeten,' zei ze. Meteen kwamen er mannen en vrouwen op ons afgelopen en pakten ons vast.

'He, we hebben niets kwaads in de zin hoor,' begon Noah. Maar hij werd afgekapt door twee mannen. Toen begon Julia te schreeuwen.

'Vuile viezeriken, blijf van me af!' riep ze toen twee andere mannen haar vastpakten.

'Julia, hou je mond,' beval Belle. 'Doe gewoon wat ze zeggen, ze zullen er vanzelf wel achter komen dat we niets kwaads in de zin hebben,' ging ze verder. Om haar woorden kracht bij te zetten legde ze haar boog en pijlenkoker op de grond neer. Ik legde ook mijn wapens op de grond, en meteen kwamen er een man en een vrouw op me afgelopen en grepen me beet.

'Neem ze mee, beval de vrouw die naast de vader van Finn stond. Meteen werden Caspian, Noah, Julia en ik ruw naar voren gesleept, maar ik verzette me niet. 'Zij niet,' zei de vrouw toen plotseling. Ik keek over mijn schouder en zag dat ze Belle niet vast hadden gepakt, en dat ze daar moest blijven.

'Wat gaan jullie met haar doen!' schreeuwde ik, en ik probeerde me los te trekken.

'Rustig blijven,' siste de man in mijn oor. 'Ze komt zo ook naar het plein.'

'Caden, het is goed,' riep Belle die me gehoord had. Ik keek nog een keer om en hoopte maar dat ze gelijk kreeg. Inmiddels waren we bij het kleine dorpje aangekomen. Het was niet ommuurd ofzo. De huisjes waren van hout gemaakt, en van een redelijke grootte. Ze brachten ons naar een plein, waaromheen meerdere huisjes stonden. Enkelen van hen hadden een bord op hun deur hangen met daarop ''bakker'' of ''kruidenier'' of ''groenten''. We stopten voor een wat groter huis. Dit had minstens twee grote verdiepingen en was veel breder dan de rest. Ondertussen had zich een grote menigte op het plein verzameld die ons nieuwsgierig aankeek. We werden op een rijtje naast elkaar gezet voor het grote huis. Naast mij stond Noah, daarnaast stond Julia en daar weer naast Caspian. De man en vrouw lieten me los, en gingen ook aan de zijkant staan. Maar hun blikken zeiden dat we er niet over na moesten denken om te ontsnappen. Op dat moment kwam Belle ook aangelopen. De vrouw van net liep naast haar, maar had haar niet beet. Ze kwam naast me staan.

VeroordeeldWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu