Hoofdstuk 1; 'Merle'

803 41 4
                                    

 Februari 4045

Caden

Het eerste wat me tegemoetkwam toen ik de deur van de kleine taveerne opentrok, was de warmte en de geur van versgebrouwen bier. Het volgende wat me tegemoetkwam was het drukke en soms zelfs angstig klinkende gefluister dat door de overvolle taveerne klonk. 'Deur dicht, makker!' riep een stevige man die druk bezig was de kroezen van zijn gasten bij te vullen. 'Of wil je soms dat het hier ook in een ijshol veranderd!' riep de man er nog achteraan. Wat mannen schoten in de lach en een van hen gaf de man zelfs een vriendschappelijke klop op zijn schouders. Ik maakte dat ik de deur meteen sloot en sloeg de kap van mijn mantel naar achteren en schudde mijn donkerbruine, wilde krullenbos uit. Vervolgens liep ik naar de toonbank en legde een paar munten op het ding die met een klaterend geluid neerkwamen. Het geluid van geld verstond iedereen en de waard van de taveerne stond direct voor me. 'Ik wil hier overnachten, morgen vertrek ik in alle vroegte,' zei ik tegen de kroegbaas. Deze trok zijn wenkbrauwen op en gebaarde om zich heen. 'Hoorden jullie dat!' bulderde de man met luide stem. 'Deze jongeman hier wilt hier overnachten en vertrekt morgen in alle vroegte!' De man schudde lachend zijn hoofd en ook de andere gasten brulde van het lachen. 'Je bent al net zo gek als die daar,' riep een andere man en hij wees naar een tafel achterin de taveerne waar maar een persoon aanzat. Een donkergroene mantel bedekte het hoofd en het verdere lichaam van de man en een gezicht was dus niet te ontwaren. Ook keek de man niet op bij het gebrul van de rest van de reizigers en kroeggangers en at gestaag verder. Ik focuste mijn aandacht weer op de stevige man voor me en haalde mijn schouders vragend op. 'En waarom is dat zo vreemd dan?' Als de man wist wie hij voor zich had zou hij het wel hebben gelaten me zo hard uit te lachen. 'Heb je het nog niet gehoord dan?' vroeg de kroegbaas op zijn beurt verbaasd. Ik schudde mijn hoofd. 'De roversbende van George houdt zich schuil in het bos en overvalt iedere reiziger die het waagt door het bos te trekken en door zijn gebied te komen,' legde de kroegbaas daarop uit.'Daarnaast is er onrust in het noorden. Dus of je bent ontzettend dom of je hebt een doodswens, maar anders zou ik me niet in dat bos wagen. De sherrif is erop uit getrokken met een groep maar het kan nog dagen duren voordat ze George en zijn roversbende te pakken hebben, als ze ze al te pakken krijgen.' Hij legde de nadruk op als. Ik zag dat de jongeman in de hoek opkeek bij deze woorden maar nog altijd kon ik zijn gezicht niet zien. 'Dat is dan heel jammer voor hem, maar ik moet binnen twee dagen terug zijn dus ik kan geen oponthoud gebruiken,' antwoordde ik de man. Mijn vader zou me wat aandoen als ik niet op tijd terug was met nieuws. Het was al te lang omrustig in het oosten en nu bleek dat de rellen eindelijk waren losgebarsten in het noorden. 'Een doodswens dus, ' constateerde de eigenaar. 'Nou jongen, ik wens je veel succes. De trap op en eerste deur rechts, daar is nog wel een plekje voor je over. Eerst een maaltijd misschien? 'Ik knikte en voelde mijn maag knorren. De blikken van de rest van de reizigers en dronkaards negerend liep ik naar de bijna lege tafel in de hoek toe en nam plaats tegenover de jongen. Deze stond echter meteen op toen ik plaatsnam, greep zijn tas en deed een poging om bij de trap te komen. Dat was het moment waarop ik de donkerbruine jurk onder de groene mantel vandaan zag komen en het besef tot me doordrong dat de hij een zij was. Nog geen tel later viel mijn oog op het prachtig gegraveerde kettinkje met een wit sneeuwkristal aan het einde dat de dame op de tafel had achtergelaten. Ik krabbelde overeind en hield de dame nog net staande voordat ze de trap op kon vluchten. Maar in mijn poging haar tegen te houden, had ik aan haar mantel getrokken en de kap was van haar hoofd gegleden. Het geschrokken, maar bloedmooie gezichtje van een jong meisje werd zichtbaar. Golvend donkerbruin haar dat van boven sierlijk was ingevlochten en daarna in golvende strengen over haar rug viel tot aan haar middel. Haar wijnrode lippen weken iets van elkaar alsof ze iets wilde gaan zeggen, maar ze hield haar mond. Haar heldergroene ogen keken me eerst geschrokken en daarna woedend aan. Het was plotseling doodstil geworden in de taveerne. Het enige geluid kwam van een kroes bier dat een man geschrokken uit zijn handen liet vallen en dat kletterend op de grond terechtkwam. Een donkere vlek verspreidde zich op de houten vloer. Minstens dertig paar ogen keken naar het meisje dat voor me stond. Haar ogen schoten ongerust om zich heen en namen het tafereel in zich op. Toen bleef haar blik op mij rustten en zag ze het kettinkje dat ik beet had. Ze stak haar hand uit naar het sieraad en ik gaf het aan haar. 'Bedankt,' snauwde ze. Toen draaide ze zich om en keek naar alle kroeggangers die haar met lust op hun gezichten aankeken. Ze wierp hen een blik toe waar ze van ineen krompen. 'Nog iets anders?' beet ze hen toe. Het bleef akelig stil. 'Goedenavond dan, heren,' zei ze en ze begaf zich naar de uitgang. De deur knalde met een klap achter haar dicht. Het duurde luttele seconden voordat de eerste stemmen weer klonken. De opmerking 'die is gek' van de waard klonk er bovenuit. Ik stond daar als versteend naar de deur te staren en kon me zo haar schitterende gezichtje voor de geest halen. En dat was het moment dat ik besloot haar niet zomaar alleen door het donkere bos waar die roversbende huisde te laten gaan, ook al betwijfelde ik of ze me haar zou laten helpen. Ik liep ook richting de deur. 'Dit meen je toch niet!' riep de waard me na. Ik haalde mijn schouders op. 'Wie niet waagt die niet wint!' riep ik terug. Kreten zoals 'je krijgt haar toch nooit' en 'je tekend jullie doodvonnis' negerend sloot ik de deur achter me en stapte de gure herfstwind in. Ik sloeg mijn mantel om en begaf me naar de stallen waar het knechtje nog bezig was de paarden te verzorgen. Ik bleef staan voor de donkerbruine ruin die begon te hinniken toen het dier me zag. 'Ga je mee, Tommy? Tijd om knappe dames in nood te gaan redden.' Het dier hinnikte en ik gebaarde het stalknechtje om de ruin op te zadelen. De jongen deed wat ik vroeg en binnen drie minuten stond Tommy opgezadeld en wel in het gangpad. 'Zeg eens, heb je zojuist een dame in een bruine jurk zien vertrekken?' vroeg ik toen aan de jongen. Deze knikte vrijwel meteen. 'Twee minuten voordat u kwam, sir. Op een pikzwarte merrie, mooi dier was dat.' Ik knikte dankbaar en gooide hem een muntstuk toe als bedankje. De jongen wist niet hoe snel hij het geld in zijn zak moest stoppen. Ik stopte de weinige spullen die ik bij me had in de zadeltas en steeg op. Enkele seconden later daverde ik de donkere nacht in.

VeroordeeldWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu