hoofdstuk 18; 'De waarheid'

365 30 0
                                    

Caden

Te paard waren wij veel sneller dan de mensen te voet. Zo kwam het dat Caspian, Noah, James, Dave, ik en nog enkele anderen binnen twee dagen het hek rond Equador in zicht kregen. En toen begon de uitdaging pas echt. Alle mannen te voet zouden over een paar dagen pas bij Equador komen, en ons kleine clubje had de opdracht gekregen om Equador ongezien binnen te komen en naar de kasteelheer van het oostelijke deel, dus mijn vader, te gaan. Maar er was een klein probleempje. Er zat nog altijd een hek om Equador heen dat streng bewaakt werd. Nog meer nu er een opstand was uitgebroken. Grote, houten wachttorens stonden om de zoveel honderd meter opgesteld, en de mannen die erop stonden waren duidelijk te onderscheiden. En toch moesten we een manier vinden om binnen te komen. Het hek was minstens tien meter hoog. Onmogelijk om daar overheen te klimmen. En dus bleef er nog maar een optie over: de kleine poortjes die in het hek zaten. Jammer genoeg hadden we daar geen sleutel van.

'Als Belle hier was geweest had ze die wachters zo neergeschoten,' mompelde Noah naast me. Ik keek hem even aan en voelde meteen een steek van verlangen door mijn lichaam heen trekken.

'Maar dan zouden we alsnog niet binnen kunnen komen,' antwoordde ik. Noah knikte.

'Daar heb je gelijk in.'

'Maar er moet toch een manier zijn om binnen te komen,' zei een van de andere jongens van onze groep, die Thomas heette. Ik haalde mijn schouders op.

'Misschien in het donker? Dan zijn we in ieder geval meer buiten het zicht,' zei Dave.

'Dan is er nog altijd het probleem van het hek, slimbo,' antwoordde James. Ik schoot in de lach.

'Maar wat nou,' begon Dave, 'als we een van de wachters die rond het hek lopen dicht genoeg bij het hek neer kunnen krijgen. Zij hebben de sleutels van de poortjes, en op die manier kunnen we binnen komen,' ging hij verder. Iedereen dacht even over dit idee na.

'Ik denk dat dat de enige oplossing is, maar of het werkt weet ik niet,' zei Thomas.

'We kunnen het op zijn minst proberen. Op onze paarden kunnen we toch wel snel genoeg wegkomen,' zei Caspian. Iedereen stemde daar mee in, en zo begon het wachten. We besloten in de richting van het oostelijke deel te rijden, zodat we dan sneller bij het kasteel zouden zijn. En stiekem hoopten we ook dat die delen minder goed bewaakt werden in verband met de opstand daar. De opstandelingen waren er nog niet in geslaagd het hek te bereiken, maar toch hoopten we dat de bewaking daar wat minder sterk was. En dit keer hadden we geluk. Bij het hek rond het oostelijke deel stonden in ieder geval geen wachttorens. Wel liepen er wachters langs het hek met zaklampen die elke keer even kort oplichten. Op veilige afstand van het hek, beraamden we ons plan en zodra het donker genoeg was, begonnen we. Noah en ik zouden door het gras naar het hek kruipen, daar een wachter proberen neer te halen met onze messen, en de sleutels te pakken te krijgen. Vervolgens zouden we met een van de zaklampen een seintje geven naar de anderen, die dan met de paarden aan zouden komen. Alles moest zo stil en geluidloos mogelijk gebeuren.

'Ben je klaar?' vroeg Noah. Ik knikte. 'Kom op dan,' zei hij. En dus begonnen we door het lage gras over de grond naar het hek te sluipen, wat meer tijd kostte dan verwacht. Een halfuur later waren we het hek genaderd, en konden we het figuur van de wachter onderscheiden. Noah pakte een mes uit zijn riem en woog het even af in zijn handen. Vervolgens keek hij naar de bewaker en gooide het mes. Missie geslaagd. De bewaker zakte geluidloos in elkaar. Meteen kropen Noah en ik naar het hek toe, en trokken de bewaker nog dichter naar het hek toe door de spijlen heen. Meteen ging ik op zoek naar de sleutels, en ik vond ze. Aan de riem van de bewaker zag ik de sleutels hangen. Noah pakte een zaklamp uit zijn tas, en drukte deze drie keer kort achter elkaar aan. Ik kroop ondertussen richting het dichtstbijzijnde poortje, en zocht de juiste sleutel uit. Ik stak mijn arm door de spijlen heen, en probeerde de eerste sleutel in het slot te steken. Het lukte niet. De tweede sleutel was ook niet de juiste, maar de derde wel. Het poortje ging met een zacht gepiep open, en meteen doken we in elkaar. Wonder boven wonder had niemand het gehoord. Zachtjes duwde ik het poortje nog iets verder open, en toen waren de anderen daar. Ik sprong op mijn paard en Noah deed hetzelfde met die van hem. Toen daverden we door het poortje heen. Vanaf hier wist ik de weg, en dus reed ik voorop. Maar het kon niet anders dat ze ons in de gaten kregen. We waren nog maar net door het hek toen iemand schreeuwde:

VeroordeeldWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu