Hoofdstuk 8; 'Onverwacht'

437 34 1
                                    

Belle

De volgende dag moesten we weer vroeg op, ook al was ik nog ontzettend moe van ons nachtelijke avontuur. Maar het was het waard. Niet alleen zag Caden er een stuk beter uit dan vannacht, hij was tenminste ook wat minder gesloten tegenover mij. Wat grotendeels lag aan zijn verleden. En ik kon het begrijpen. Maar toch wist ik dat hij nog niet alles had verteld, en ik hoopte dat hij dat zou doen als hij er klaar voor was.

Een half uur later begonnen we weer aan onze tocht. Dit keer liepen we in de richting van Equador. Niet dat we dat konden zien liggen, want Equador was twee dagreizen verderop. Ik schoot weer een aantal dieren, en Caden vond wat eetbare planten. Maar toen stopte Noah plotseling.

'Is dat een geitje?' vroeg hij verbaasd. Allemaal keken we in de richting waarin hij wees. En inderdaad, er liep een geitje. Ik richtte, en wilde mijn pijl afschieten, maar Caden hield me tegen.

'Belle, wacht. Hij kan melk geven.' Hij was net op tijd.

'Nou slimmerik, en hoe wil je dat beest gaan vangen dan?' vroeg Zane. 'Van mij mag ze hem afschieten hoor.'

'Nee, Caden heeft gelijk. Een geit kan wel drie liter per dag geven,' val ik hem in de rede. Noah en Zane, als jullie de geit van deze kant insluiten, nemen Caden en ik de andere kant.' De jongens knikken, en Caden en ik sluipen elk via een andere kant om het geitje heen.

'Op drie,' fluister ik dan, en ik gebaar naar Zane en Noah dat ze mogen. Met zijn vieren rennen we tegelijk op de geit af, en deze kijkt ons bang aan en begint mekkerend te rennen.

'Ze gaat ervandoor!' schreeuwt Noah. De geit holt recht op Caden en Zane af.

'Grijp haar!' schreeuw ik. Caden kijkt me heel even aan, en dan springen hij en Zane tegelijk op de geit af. Een wilde worstelstrijd volgt. Ik zie dat de geit uithaalt met zijn poot, en hij raakt Caden vol in zijn buik. Maar Caden is niet van plan om op te geven, en ze worstelen met zijn drieën door. Ik vis snel het touw uit mijn rugzak en ren dan achter Noah aan om ze te gaan helpen. En het lukt. De jongens houden het geitje beet, en ik doe snel het touw om haar nek heen en knoop het vast. De geit ligt nog steeds mekkerend op de grond. Ik geef het touw aan Zane en loop naar Caden toe, die nu met een pijnlijk gezicht naar het geitje staat te kijken.

'Gaat het?' vraag ik. Hij knikt. 'Zeker weten?' Hij glimlacht.

'Ja, Belle.' Ik knik gerustgesteld. Zane kijkt even naar de zon, en ik zie dat die al voorbij zijn hoogste punt is.

'Het wordt tijd dat we terugkeren,' zegt Zane. Noah knikt, kijkt even op zijn kompas en bepaalt dan de richting. En zo lopen we weer terug. Ik ga naast Caden lopen, en hij kijkt me van opzij even glimlachend aan.

'Het is nu je derde dag hier. Vindt je het wat?' Ik haal mijn schouders op.

'Het wordt beter. En je had gelijk. De mensen hier zijn best aardig.' Hij grinnikt even.

'Trouwens, je hebt vanavond wachtdienst in de wachthut met Noah. Hij kijkt even naar Noah en dan weer naar mij.

'Hoe weet je dat?' vraag ik.

'Zane en ik maken de roosters. Ze staan gekrast in de boomstronk bij de tafels,' zegt hij. Ik knik. Weer wat nieuws geleerd. Maar nou ben ik wel nieuwsgierig waar ik nog meer ingedeeld sta. Caden lijkt mijn vraag uit mijn ogen te lezen.

'Overmorgen en die twee dagen erna heb je met mij wachtdienst. Verder hoef je niets te doen omdat je voor het eten zorgt en daardoor heel de dag weg ben.' Ik knik. De vorige keer dat ik met Caden wachtdienst had, was het best gezellig, op het einde na dan. Dus ik vind het wel prima. En bovendien, naast deze drie jongens, Leon en Nikki, ken ik nog bijna niemand.

VeroordeeldWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu