hoofdstuk 20

157 17 6
                                    

Ik lig in bed. Boy zit nog steeds in de stoel. Ik heb zojuist alle antwoorden gekregen.

Boy is dood.

Hij kwam om bij een auto ongeluk samen met zijn ouders en werd een geest, in een fase tussen leven en dood. Hij kon zich niet overgeven en bleef in de fase, rondzwervend tussen de mensen. Hij merkte dat ik hem zag. Hij begon van me te houden en wist dat als hij niks zou doen hij van deze fase naar de fase 'dood' zou gaan, wat in feite gewoon weg is. Hij wilde niet weg. Niet van mij, niet van de wereld. Zolang ik er was die met hem praatte en van hem hield, was hij 'veilig'. Maar hij moest de enige zijn of hij zou langzaam, letterlijk, verdwijnen.

'Sorry' begin ik. 'Ik kan het niet. Het spijt me, echt.' Boy kijkt op. Hij weet waar ik het over heb.

'Ik snap het.' Hij staat langzaam op, tranen in zijn ogen.

'Na alles...' ik denk na over wat ik ga zeggen. 'Het is tijd dat je gaat waar je hoort. Ik weet niet wat daar is,

maar het zal beter zijn dan hier, met z'n tweetjes.' Boy knikt en loopt mijn kant op. Hij pakt mijn hand, aarzelend laat ik het toe.

'Het spijt me voor alles, Stephanie' hij drukt zijn lippen op mijn voorhoofd en laat mijn handen uit die van hem glijden terwijl hij richting het balkon loopt. Ook ik voel hoe er tranen over mijn gezicht rollen. Vaarwel Boy... iemamd van wie ik zo veel heb gehouden. Misschien wel nog steeds hou. Mijn stille tranen verandert nu in wanhopig verdriet.

Het ruisende geluid van een briesje trekt mijn aandacht en ik draai mijn hoofd richting de deur, voelend hoe het briesje mijn haren opzij laat waaien.

'Boy... ik...' ik draai me weer om, ontdekkend dat Boy al weg is. Ik sta op en ren richting het raam. Hij is weg, en nu voor altijd.

Ik hoop dat het daar fijn is

schrijf ik op in een schriftje van Sarah.

Ik hoop dat je het beter hebt.

Ondanks alles mis ik hem zo... Hoe kan ik nog steeds...

Ik hou van je, en het spijt me dat je weg moest gaan. Dat we elkaar nooit meer zullen zien. Maar dit is het beste voor ons allebei. Ik beloof je dat ik op mezelf pas. En misschien zien we elkaar ooit weer.

Ik heb nog nooit met zo'n gevoel naar mijn dood uitgekeken.

Ik scheur de bladzijde uit het schriftje en maak een van de ballonnen los die Sarah in de kamer had vastgemaakt om hem wat op te vrolijken toen ik hier kwam. Ik pak een ander touwtje uit haar bureau la en rijg het door het blaadje. Terwijl ik het raam open, sluit ik mijn ogen en denk ik aan Boy. De jongen die mijn ouders vermoorde en bijna mijn vriendin, die zo onvoorwaarlijk van me hield, die elke avond langskwam. Ik laat de ballon los en kijk hoe hij langzaam omhoog zweeft. Zou hij het lezen? Als de ballon uit het zicht is draai ik me om en loop ik de kamer in. Ik voel me als verdooft en neem plaats op het bed. Net nadat ik een traan heb weggeveegd, kijk ik uit reflex naar het raam, waar beweging plaatvond. Ik loop er naar toe en zie de ballon die ik zojuist heb losgelaten. Hij ziet er uit alsof hij is geknapt, zonder gas erin. Het touwtje hangt er ook nog aan.

'Boy?' fluister ik. Ik weet dat hij op me zal wachten en dood is op dit moment een aantrekkelijkere optie dan leven. Maar ik moet doorzetten. Voor Sarah, maar ook voor mezelf.

Ik weet dat hierbij het hoofdstuk van Boy is afgesloten, maar ik zal hem nooit kunnen vergeten.

Boy; between love and deathWhere stories live. Discover now