hoofdstuk 12

227 20 0
                                    

Mijn hart gaat te keer, ik voel me alsof ik flauwval.

'Papa!' schreeuw ik. Verder komt er niets uit mijn keel. Ik kan niet meer helder denken. Help. Hij gaat dood. Papa dood. Ik blijf nog een seconde naar mijn vader staren als ik naar buiten ren en schreeuw. Volgens mij hulp. Ik weet het niet meer. Help.

Mijn keel lijkt op slot, maar ik moet schreeuwen. Er loopt niemand op straat. Boy, ben je er? Help me alsjeblieft. Ik schreeuw weer. Een deur gaat open. Er rent een vrouw naar buiten. Mijn hart. Ga ik dood? Ik ren ergens naar toe. De vrouw? Papa? Help, gil ik. In een scheut van pijn raakt mijn voet iets hards. Ik kijk omlaag en zie hoe de grond in een flits dichterbij komt.

Laat me los, gil ik. Of ik denk het. Het lijkt of tientallen handen overal aan me trekken. Ik schreeuw maar hoor niks. Uit mijn mond komt een mannenstem. Nog één. Nog meer. Wat is er aan de hand? Mijn gezicht is nat, voel ik. Hitte, benauwd. Tranen? Huil ik? Laat me gaan, alsjeblieft... Mijn ogen gaan langzaam open. Een chaos. Is er brand uitgebroken? Ik probeer mijn zicht scherp te stellen en zie mijn huis. Een ambulance. Een ambulance...

'Papa!' gil ik en ruk me los van de mannen die mij zojuist vast hielden. Ik voel me duizelig. Waar was ik?

'Papa!' hij verdwijnt langzaam in de ambulance. Is hij dood? Mijn adem gaat sneller en sneller.

'Nee! Nee! Papa!' Weer een hand die mij vastklemt. Ik probeer me los te rukken. Mijn vader. Ik moet hem helpen.

'Meneer, dat is mijn vader!' gil ik.

'Ik weet het,' hoor ik een vrouwenstem antwoorden. Verbaasd kijk ik op.

'Mevrouw, alstublieft! Ik wil met mijn vader mee!' Alles doet pijn. Ik ga ook dood denk ik. Ik wil dood.

'Je gaat zo mee naar het ziekenhuis. Geen paniek, meisje. Ze legt haar andere arm om mijn middel en begeleid me naar een andere ambulance.

'Stap maar in,' zegt ze. 'Het is maar een klein stukje.' Klein? Het lijkt wel uren te duren. Trillend kijk ik uit het raam en zie hoe de inmiddels schemerende buitenlucht de straten een grimmige sfeer geven. We naderen het centrum. Mensen lopen, praten, lachen zelfs. Ik kan me niet voorstellen hoe mensen nu kunnen lachen. Ik wil weten hoe het met papa is. We rijden net iets te hard over een hobbel, een pijnlijke steek in mijn hoofd is het gevolg.

'Au,' zeg ik zonder dat ik er controle over heb.

'Sorry,' zegt ze chauffeur. Dan fluistert hij iets tegen de vrouw. Ze zoekt naar iets maar ik kan alleen haar rug zien. Dan overhandigt ze me een paracetamol en een flesje water.

'Bedankt,' zeg ik.

Na een eeuwigheid zijn we bij het ziekenhuis. De paracetamol heeft niks geholpen. De vrouw helpt me uit de auto en zonder dat ze iets kan doen ren ik naar binnen.

'Papa?' roep ik.

'Is papa hier?' De vrouw is achter me aan gerend en houd me tegen. Ze vraagt snel iets aan de receptie en komt dan weer op me af.

'Kom maar mee,' zegt ze. We zijn in een grote hal. Er zijn niet zo veel mensen. Ik zie hoe een receptioniste me een medelijdende blik toewerpt. We lopen naar een lift, maar ik weiger in te stappen dus rennen we met de trap. Mijn benen doen al pijn na twee trappen, maar het boeit me niks. Bij de vijfde trap vertelt de vrouw dat het hier is. Ze wijst naar een gang.

'Welke deur?' vraag ik ongeduldig.

'158.' antwoord ze. Ik ren er op af. 158. 158. 158. 156, 157, 158! Daar is het! Ik gooi de deur open.

'Papa?'

Piep, piep, piep. Een regelmatig piepje verstoort de vredige stilte die in de kamer hangt.

'Pap?' Ik tril. Is hij hier?

'Papa!' Ik ren op het bed af. Er ligt een man. Mijn vader. Zijn ogen gaan langzaam open.

De vrouw komt binnen, samen met een dokter.

'Hij maakt het goed. Het is een wonder.' Een wonder. Papa leeft. Ik ben zo bang, ik denk aan mama. Is dit toeval? Maar papa leeft. En dat blijft zo. Mijn vaders ogen sluiten zich weer.

'Papa,' hij moet wakker blijven. Ik ga hier niet weg tot hij beter is.

Boy; between love and deathWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu