hoofdstuk 14

229 23 1
                                    

Het beeld blijft in mijn hoofd rondspoken. De kist. Het idee dat de kist zal verbranden met alles wat er in zit. Papa. Ik knijp in Sarah's hand. Het is een uur of twee 's nachts, schat ik. Vanmiddag was de crematie van papa. 'Het was een wonder' dat hij zomaar stierf, die nacht dat ik het ziekenhuis verlaatte. Ik had ook niet naar ze moeten luisteren. Opeens dood. Het ging net goed met hem. Mijn tranen blijven komen en ik kan ze niet tegenhouden. Waarom doen ze me dit aan? God, karma, ik weet niet hoe je het wil noemen. Maar waarom ik? Papa en mama. Dood.

De tijd verstrijkt. Sarah blijft lief bij me en haalt af en toe alleen wat water. Het voelt alsof ik langzaam leeg loop, tot er niets meer overblijft. Was dat maar zo. Zou Boy thuis op me wachten? Ik weet het niet, maar ik vind het fijn dat Sarah er nu is. Ik blijf denken, huilen, water drinken, meer huilen. Waarom papa én mama? Was het omdat ik slecht over ze dacht? Te veel met mezelf bezig was? Waarschijnlijk. Ik knijp mezelf met mijn nagels in mijn hand, tot het vreselijk veel pijn doet. Ik haat mezelf. Ik bijt op mijn lip tot ik het bloed proef. Sarah mag hier niet weg, ik wil nooit meer in m'n eentje zijn.

'Zolang het nodig is, blijf je hier, bij ons.' zegt Sarah. Dat zou fijn zijn. Bij Sarah wonen. Ook de enige optie, want naar mijn familie ga ik echt niet. Maar... Boy dan? Kan hij zich vertonen waar Sarah is? Waarom is hij er niet dan? Ik denk diep na. Liever met Sarah dan alleen thuis en 's avonds met Boy. Maar ik moet hem nog wel zien, anders word ik gek.

'Dankje,' weet ik er uit te krijgen. Hoeveel tranen zitten er in een mens?

Boy; between love and deathWhere stories live. Discover now