hoofdstuk 4

289 21 0
                                    

'Godverdomme, Stephanie! Wat had ik je nou gevraagd?' Mama is weer thuis. Ik hoor voetstappen op de trap en door de gang. Mijn deur vliegt open.

'Wat heb ik aan jou? Je zit de hele tijd maar op je kamer en voert geen flikker uit, zelfs niet als ik het je vraag! Mislukte trut!' Ik wil iets terug zeggen, maar weet niet zo goed wat, dus ik slik en ga verder met mijn schets.

'Krijg ik nou ook nog geen eens een antwoord?' Ik zwijg. Mijn moeder loopt rood aan en loopt naar me toe. Ze geeft me een klap in mijn gezicht. Het brandt. Ik duik in elkaar en hoor hoe mijn moeder de deur dichtslaat. Ik lig in elkaar gedoken op mijn bed, geen energie om te huilen. Opeens hoor ik een hard geluid. Ik schrik overeind. Er valt iets. Het is een gebonk en het houdt niet op. Mama!

'Mama! Mama, gaat het? MAMA!' Nu stromen er wel tranen over mijn wangen.

'Mama, alsjeblieft zeg iets!' Ik zit naast haar onderaan de trap. Ik voel dat haar hart nog klopt. Gelukkig. In paniek pak ik de telefoon en bel 112. Hoe kan ze gevallen zijn? Als het maar goed gaat! Was ik maar aardig geweest... Zometeen is ze dood. Door mij. Gedachten spoken door mijn hoofd.

Ik zit naast het ziekenhuisbed. Het ruikt muf in de kamer en het is stil.

'Mam?' Ik hou haar hand vast. Langzaam gaan haar ogen open. Ze schrikt overeind.

'Rustig, mam! Niet te veel bewegen.' Ze kijkt verward om zich heen en schudt mijn hand los.

Ik haat mijn ouders helemaal niet. Ik hou van ze, vooral van mama. Ze is mijn moeder, en een van de weinige dingen waar ik nog liefde voor heb. 'Waar ben ik? Laat me los!' Mijn moeder gaat overeind zitten als ik zie hoe ze wit wegtrekt, snel plaats ik mijn handen achter haar zodat ze niet valt en dan leg ik haar weer rustig neer. Ze slaapt weer. Ik kijk goed naar mijn moeder; ze ziet er slecht uit met donkere wallen onder haar ogen en een grote bult op haar hoofd. Zachtjes leg ik mijn hoofd op haar buik. Het voelt heerlijk vertrouwd, net als vroeger. Mama was toen zo anders, ik mis haar.

Een jonge verpleegster komt de kamer binnen en ik hoor hoe ze mijn kant op loopt.

'Is alles oké?' vraagt ze.

Jij bent toch de verpleegster, denk ik maar ik zeg het niet hardop.

'Met jou bedoel ik' zegt de verpleegster alsof ze mijn gedachten leest.

'Prima,' zeg ik kortaf. Ik zou van alles willen vragen over mijn moeder maar het lijkt wel of mijn mond geen zin heeft om zich te verroeren. De verpleegster loopt naar de andere kant van het ziekenhuisbed en bekijkt mijn moeder goed. Op de een of andere manier voel ik me ongemakkelijk, waarschijnlijk omdat ze er zo slecht uit ziet.

'Hoe gaat het met je moeder de laatste tijd?' vraagt de verpleegster.

'Eh, wel goed denk ik...' even zwijg ik. 'Eigenlijk niet echt. Ze was moe en druk. En ze deed afstandelijk.' Ik kijk goed rond in de kamer en tot mijn afschuw zie ik mijn spiegelbeeld in een raam. Ik zie er ook slecht uit. Mijn sociale leven heeft zijn dieptepunt bereikt, ik eet erg slecht en slaap bijna niet , door Boy. Oh Boy.. Hoe zou het met hem zijn? Mijn balkon is echt hoog, als klein kind durfte ik nooit naar beneden te kijken. Hoe kon Boy dan opeens weg zijn?

'Ze is verkeerd terecht gekomen,' de verpleegster haalt me uit mijn gedachten terug naar de ziekenhuiskamer.

'Heb je enig idee hoe ze gevallen kan zijn?' De verpleegster pakt een plastic bekertje waar zo te zien koffie in heeft gezeten en gooit het in de prullebak. Ik bedenk me dat het waarschijnlijk nog mijn koffie was van vanochtend.

'Ik heb geen idee. Dit heeft ze niet vaker ofzo.'

Nadat de verpleegster de kamer is uitgelopen zak ik onderuit in mijn stoel en sluit ik mijn ogen.

'Mama?' Ik open mijn ogen en ik lig in mijn eigen kamer. Waar is mama? In paniek ren ik de gang over, struikel ik bijna van de trap en ren ik verder tot ik bij mijn moeders kamer kom. De deur is open, wat niet gebruikelijk is. Maar wat helemaal niet gebruikelijk is is dat ik hier ben, zonder mijn moeder. Het bed is leeg.

Boy; between love and deathWhere stories live. Discover now