Hoofdstuk 3; 'Vol=vol'

Start bij het begin
                                    

Het was tegen de avond. Leon en ik waren al de hele dag op zoek naar eten. En tot nu toe met weinig resultaat. We hadden slechts wat bessen gevonden, en hadden ons er bij neergelegd dat het weer een dag honger lijden zal worden. Misschien had een van de andere groepen wat gevonden, maar ook die kans was klein. De zon was bijna onder, en we liepen uitgeput naar onze woonplaats terug. We moesten nog iets minder dan een kwartiertje. Maar toen stopte Leon plotseling, en hield me tegen. 

'Wat is dat?' vroeg hij. Ik keek even om me heen maar zag niks bijzonders. 

'Wat bedoel je?' vroeg ik. Leon wees naar iets en ik keek naar waar hij wees. Er lag iets. Ik weet niet wat het was. Hoop welde in me op.

 'Misschien is het wel een dood dier,' zei ik. 'Ik hoop het, dan komen we tenminste niet met lege handen thuis,' ging ik verder. Leon knikte. 

'Kom op, laten we gaan kijken dan,' zei hij en hij liep naar het ding dat op de grond lag toe. Maar toen we er bijna waren, stopte ik abrupt.

'Dat is geen dier,' stamelde ik. 'Dat is een mens.' Ik keek naar het hoopje mens dat op de grond lag. Ik kon niet zien of het een meisje of een jongen was. Leon keek me even aan. 'Je hebt gelijk. We moeten er naar toe, kijken of hij of zij hulp nodig heeft,' en hij wilde er naar toe lopen. Maar ik hield hem tegen. 

'Ben je vergeten wat Zane heeft gezegd?' zei ik boos. Leon keek me verbaasd aan. 

'Het kan me niet schelen wat Zane gezegd heeft. Daar ligt een mens misschien wel dood te gaan. Je gaat me niet vertellen dat je hem of haar dus gewoon maar dood laat gaan omdat je bang ben voor wat Zane gaat doen,' zei hij verontwaardigd. Ik keek nog een keer naar de gestalte die daar lag.

'Caden,' zei Leon. 'Kom op.' Ik knikte, ook al was ik het er niet mee eens. Leon ging voorop en ik liep achter hem aan. Bij de gestalte stopten we. 

'Het is een meisje,' zei Leon verbaasd. Ik ging naast hem staan en keek naar wat er op de grond lag. Hij had gelijk, het was inderdaad een meisje. Ze lag met haar hoofd half in het zand en weggedraaid van ons, maar twee lange vlechten maakten duidelijk dat het een meisje was. Ik keek naar haar gestalte. Ze had een strakke zwarte broek aan en een zwarte cape om. 

'Caden, waar wacht je nog op. Kom op we moeten haar helpen,' zei Leon en hij ging zitten en draaide het meisje op haar rug. 

Het scheelde niet veel of ik had naar adem gehapt van verbazing en verontwaardiging. Het meisje zag er nog zo jong uit. Ze moest pas net zestien zijn. Ze lag doodstil. Er liep een kras over haar wang. Ik keek naar haar gezichtje. Ze was knap. Lange wimpers sierden boven haar gesloten oogleden uit. Ze had volle, rozerode lippen en perfecte wenkbrauwen. Een losgeschoten pluk haar omkranste haar gezichtje. Ze lag alleen doodstil. Leon trok even bang zijn wenkbrauwen op en boog zich toen naar haar mond toe. Hij wachtte even. En toen keek hij met een ruk weer op. 

'Ze leeft nog, Caden,' zei hij. En toen leek ik te ontwaken uit mijn trance. Ik ging naast Leon zitten, en bekeek het meisje even. Ze had verder geen zichtbare verwondingen, dus waarschijnlijk moest ze gewoon uitgeput zijn geweest. Toen pas viel de rugzak die naast haar lag, en de pijl en boog me op. 

'Leon, kijk,' zei ik. Leon keek naar de rugzak en de wapens. Toen trok hij verbaasd zijn wenkbrauwen op.

'Hoe komt ze daar nu aan?' vroeg hij verbaasd. Maar toen schudde hij zijn hoofd. 'Laat ook maar, daar komen we later wel achter. We moeten haar eerst naar de boomplaats brengen,' zei hij. Ik knikte en tilde het meisje op in mijn armen. Ze was akelig licht. Ik draaide me om naar Leon, en de haren van het meisje lichtten op door het zonlicht. Ze kregen een gouden glans. 

'Zane gaat dit nooit goedvinden,' zei ik. Leon schudde alleen maar zijn hoofd. 

'Wat wil je dan? We kunnen haar hier toch niet laten liggen? En bovendien, als ze met die wapens om kan gaan, hebben we er een nieuwe voedselbron bij,' zei hij. Daar had hij gelijk in. Ik besloot dat we het wel gewoon zouden zien wat er zou gebeuren. En dus liepen we de laatste paar kilometers naar de boomplaats. 

VeroordeeldWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu