Will sloot de deur van Arnaut en Cassandra’s kamer. Hij had Evanlyn teruggebracht, en terwijl zij bij haar vader op schoot kroop, luisterde Will met een half oor naar Cassandra’s preek. Haar bezorgdheid vervulde hem met warmte, al kon hij niet precies zeggen waarom. Waarschijnlijk was hij gewoon blij om zulke goede vrienden te hebben.
                Vlak voor hij vertrok, vroeg Arnaut hoe het nu verder zou gaan. In principe was de oorlog voorbij, tenminste, dat hoopten ze. De Scoti soldaten waren ondertussen nog steeds hun terreur aan het verspreiden. Will stelde voor om een soort vergadering bijeen te roepen met iedereen die met de oorlog te maken had, inclusief Erak, de Reigers en de koning van Picta. Arnaut ging gelijk aan de slag om alles voor te bereiden. Will keerde terug naar Hal’s huis.
                Karina liet hem zonder vragen te stellen binnen. Op hetzelfde moment glipte Lydia naar buiten. Ze reageerde niet op Will’s opgetrokken wenkbrauw. Karina hervatte hetgene wat ze aan het doen was geweest, terwijl Will aanstalten maakte naar Hal door te lopen. Verderop in een gang hoorde Will echter een deur dichtgeslagen worden. Automatisch verborg hij zich in de schaduwen. Enkele seconden later kwam Stig langsgestormd. Will legde gelijk het verband met een driehoeksverhouding. Dat kon nog wel eens gezellig gaan worden…
                Hij trof Hal zoals verwacht in ellendige staat aan.
“Wat heb ik gedaan, Will?” verzuchtte hij. Will haalde zijn schouders op.
“Het lijkt nu misschien moeilijk, maar dit soort dingen hebben de neiging zich vanzelf op te lossen,” vertelde Will. “Zeg geen dingen waar je later spijt van krijgt, dan komt alles goed.” Hal rolde met zijn ogen.
“Makkelijker gezegd dan gedaan,” mompelde hij ontevreden.
“Tja, is dat niet zo met alles dat er toe doet?” stelde Will. Daarna ging hij verder op hetgene waarvoor hij gekomen was. “We gaan overleggen hoe het nu verder zal gaan met Araluen en Picta. Denk je dat ik Stig kan vragen in jouw plaats te komen? We kunnen ons moeilijk met z’n allen in dit kamertje proppen. Een benauwde uitdrukking schoot even over Hal’s gezicht.
“Ja. Ja, doe dat dan maar,” verzuchtte hij toen.  Will knikte en liet de jonge Skandiër over aan zijn gedachten.

Evan leunde tegen de muur van zijn hut. De koning had hem bevolen hier te blijven, alsof hij een kind was dat naar zijn kamer gestuurd kon worden. Hij snoof beledigd. Het was niet eerlijk. Dit had de mooiste dag van zijn leven moeten worden. In plaats daarvan had Will besloten hem de rug toe te keren en zich aan Halt’s zijde te scharen. Hoe kon hij?!
                Hij schrok op van een klop op de deur. Voor hij antwoord kon geven werd de deur  van buiten geopend. Hij deed zijn mond open om die brutaliteit te berispen, maar zag toen dat het Will was die binnen kwam.
“Will, wat… Wat doe je hier?” vroeg hij met overslaande stem. Een kleine golf van triomf spoelde door hem heen. Ondanks dat hij nog steeds net zo’n manteltje als Halt aan had, kwam Will toch wel mooi naar hem toe.
“Ben je bereid om de rommel die je hebt gemaakt op te ruimen?” vroeg Will in plaats van te antwoorden. Evan klapte beledigd zijn kaken op elkaar. “Kom op, je krijgt een tweede kans. Neem die aan,” drong Will aan, een smekende ondertoon in zijn stem. Enkele seconden lang staarden de twee elkaar aan. Uiteindelijk knikte Evan met tegenzin. Als dit zijn kans was om Will toch nog voor zich te winnen, dan zou hij die kans met twee handen aanpakken.

Arnaut keek naar de groep die zich rond hem verzameld had. Nog even en dan zou hun ‘vredesvergadering’ kunnen beginnen. Erak had hem toestemming gegeven om de grote zaal in de centrale hal van Hallasholm te gebruiken. Zelf zat de oberjarl ongeduldig op een stoel tegenover Arnaut. Een grote tafel scheidde hen van elkaar. Aan de ene kant van de tafel hadden de Reigers zich verzameld, met Stig als hun woordvoerder. Hij keek niet erg blij. Arnaut vermoedde dat hij liever had gehad dat Hal in staat was geweest de vergadering bij te wonen. Cassandra en Alyss zaten aan weerszijden van Arnaut. Duncan had naast zijn dochter plaatsgenomen, en Pauline naast haar oude leerlinge. Halt weigerde te gaan zitten. In plaats daarvan nam hij vanuit een hoekje van de zaal alle aanwezigen met scherpe blik op.
                Als laatste kwam Will binnen, met Evan, de koning van de Scoti en Eden en Celia in zijn kielzog. Zij namen tegenover de Reigers plaats. Arnaut schraapte zijn keel. Het was tijd om te beginnen. Het geroezemoes stierf vrijwel direct weg.
“Goed,” begon Arnaut heel origineel. “Laten we van start gaan.”
                De vergadering nam niet meer dan een uur in beslag. Alle aanwezigen waren het ermee eens dat de oorlog tussen Araluen en Picta officieel voorbij was. Maar ondertussen woedden de gevechten nog door. De Scoti koning deelde mee dat hij een van zijn snelste vogels al had laten uitvliegen naar zijn officieren,  met het bevel tot terugtrekking. Dit loste het grootste gedeelte van de vergaderpunten direct op. Er kwam nog enige discussie voor wat betreft de details, maar er waren geen nieuwe problemen meer opgedoken. Toen het onderwerp van Evan’s bestraffing naar voren kwam, had Will het tot ieders verbazing voor hem opgenomen. Hij had zijn zin gekregen, en zou Evan zelf voor zijn rekening nemen. Of Evan daar nou zo blij van zou moeten worden, dat wist Arnaut niet. Het onderwerp, en daarmee de vergadering, werd echter afgesloten.
                Iedereen verliet de zaal om de rest van de dag aan zijn of haar geheel van het vredesakkoord te werken. Niet dat er veel gedaan moest worden. De voornaamste taak was om hun vertrek voor te bereiden. Vlak voordat Arnaut weer naar binnen liep om met Cassandra naar hun kamer te gaan, merkte hij op hoe Evan Will ter zijde trok. Hij vroeg zich af waar dat over zou gaan, maar besloot om de twee niet te onderbreken. Het zou wel goed gaan. Evan had tenslotte geen vijandigheid tegenover Will getoond.

 “Voor onze wegen scheiden,” begon Evan, zonder Will aan te kijken. “Wil ik je nog iets vragen.” Will besloot niet te antwoorden, en trok in plaats daarvan een wenkbrauw op. Hij vroeg zich af waar zijn nieuw verworven broer op doelde. “Zou je… Zou je wanneer we in Araluen aankomen met me mee willen gaan? Niet permanent, bedoel ik,” voegde hij er snel aan toe, zodra hij Will’s uitdrukking zag. “Ik wil je iets laten zien, iets wat zelfs Halt niet weet. Dat is onder andere een van de redenen waarom ik destijds weigerde met Halt mee te gaan naar Redmont.” Will wist even niet wat hij moest zeggen. Zijn brein maakte overuren, terwijl hij probeerde uit te vogelen waar Evan op doelde. Hij kon er echter niet op komen. De nieuwsgierigheid die in hem brandde, die hem veel van zijn jagerskwaliteiten had opgeleverd, zorgde ervoor dat hij het onderwerp niet met rust wilde laten.
“Ik zal met je meegaan,” stemde hij daarom toe. “Maar zoals je zelf al zei: het is niet permanent, dus reken er niet op dat ik mijn thuis de rug toe zal keren.” Evan kromp enigszins in elkaar bij die woorden, maar dat kon Will even niets schelen. Zijn thuis was nou eenmaal in Redmont. Daar kon Evan niets aan veranderen.
            De twee gingen beide weer hun eigen wegen. Will keerde in gedachten verzonken naar Alyss terug, hopend dat de nachtmerrie snel voorbij zou zijn. Niet alleen die van de oorlog, maar ook die van het niet weten wat er aan de hand was, en van het geheimzinnige gedrag van zijn vrienden. Hij vroeg zich nog steeds af waar Jenny, Gilan en George precies mee bezig waren. Ondanks dat hij het verhaal te horen had gekregen, snapte hij er nog steeds niet veel van. Hij hoopte dat er snel enige duidelijkheid in het verhaal zou komen, maar hij rekende er niet op. Hij zou er maar opnieuw naar moeten vragen zodra de rust wedergekeerd was. Eerst zou hij zich focussen op het wederopbouwen van Araluen. Dat leek hem wel een goed plan…

Het einde...? (Grijze jager/ Broederband fan-fiction)Where stories live. Discover now