Hoofdstuk 8

861 39 7
                                    

Langste hoofdstuk tot nu toe! Enjoy! :)

Will zat met zijn rug tegen de mast aan, zijn arm om Evanlyn heen geslagen en zijn kap diep over zijn gezicht getrokken. Het was vlak na het avondeten en Stig stond aan het roer. De andere Reigers waren druk aan het praten over van alles en nog wat, maar Will luisterde niet naar hen. Hij had behoefte aan wat tijd voor zichzelf. Het kwam handig uit dat hij mee mocht varen, maar hij voelde zich een beetje van zijn plaats: hij kende niemand aan boord, en niemand kende hem.

                Will miste de tijd van voor de oorlog met de Scoti. Hij miste zijn vrienden, hij miste Alyss, hij miste zijn thuis. Hij zuchtte geluidloos. Hij snapte niet waarom de Scoti Araluen aan hadden gevallen en al helemaal niet hoe ze het voor elkaar hadden gekregen om iedere keer weer de jagers te slim af te zijn. Dat was praktisch onmogelijk. Misschien moest Crowley de toelatingseisen voor het korps maar verhogen en alle bestaande jagers een extra training geven; misschien waren ze gewoon niet meer zo in vorm als ze ooit geweest waren. Evanlyn bewoog in haar slaap en kroop dichter tegen Will aan. Het was wel een beetje ironisch: samen met Evanlyn, op een Skandisch schip, bij de mast. Het enige verschil was dat hij nu niet vastgebonden zat. Ook was hij dit keer niet ontvoerd, maar dat betekende niet dat hij hier niet tegen zijn zin was: hij was veel liever bij zijn vrienden gebleven.

                Will vermande zich. Nu was Evanlyn in ieder geval niet aan de genade van de Scoti overgeleverd en kon hij Erak om hulp gaan vragen. Hij zakte een beetje onderuit. Hij hoopte vurig dat Halt en Arnaut de anderen in veiligheid hadden kunnen brengen. Tegen zijn zin in begon hij beelden van een slachtpartij voor zich te zien. Hij schudde de beelden weg, maar kon het niet verhinderen dat kippenvel zich over zijn gehele lichaam vormde en dat tranen zijn ogen begonnen te vullen. Woest knipperde  hij ze weg, maar was desondanks bang dat hij zijn vrienden nooit meer zou zien.

                Hij trok Evanlyn zachtjes nog dichter tegen hem aan, troost zoekend bij het kleine, slapende wezentje. Will staarde naar een klos touw dat voor hem bij de reling lag. Het was keurig opgerold en vastgemaakt aan een speciale haak. Na een tijdje, hij had geen idee hoe lang, begonnen zijn ogen dicht te vallen. Hij vocht niet tegen de slaap. Hij zag Alyss voor zich, en Halt en Arnaut, iedereen was er. Ze waren op een kleine open plek in het bos achter zijn huisje. Het was net zo’n magische avond als tijdens zijn bruiloft. Er speelde muziek, de lucht gonsde van het gezoem van insecten en de zon scheen hen vanaf de westelijke horizon toe. Glimlachend keek hij om zich heen en zag Cassandra een spelletje spelen met Evanlyn, Arnaut zwaardvechten met Gilan en Halt dansen met Pauline. Zelf zat hij op zijn mantel in het gras, als een toeschouwer bij een toneelstuk.

                De muziek veranderde en Will fronste licht. Deze nieuwe muziek verstoorde alles: Halt liet Pauline los en stuurde haar gespannen richting het huisje; Cassandra keek bezorgd om zich heen en trok Evanlyn tegen zich aan; Arnaut en Gilan staakten hun gevecht en namen een aanvallende positie in tegenover de bomen. Will kon niet zien wat er gebeurde; zij stonden ervoor. De muziek was veranderd in een naargeestig gerasp, met akelige krijsende uithalen erdoor. Arnaut draaide zich om en rende op Will af. Will stond verontrust op.

“Will!” riep Arnaut paniekerig en hij begon aan zijn mouw te trekken. Evanlyn begon te huilen. Will probeerde te vragen wat er aan de hand was, maar zijn stem werkte niet mee. “Will! Ze vallen aan! Will, wordt wakker!” Plotseling veranderde Arnaut in Hal en Will opende kreunend zijn ogen.

“Eindelijk! Will, de Scoti, ze hebben nog meer schepen achter ons aan gestuurd! We worden aangevallen!” riep Hal uit. Will ging verbijsterd overeind zitten. Het was een droom geweest! Hal rende er weer vandoor om zijn bemanning aan te sturen. Will keek om zich heen en zag dat het een drukte van jewelste was aan boord: de bemanning rende van hot naar her, proberend zo snel mogelijk klaar te zijn voor de aanvallers. Geschrokken merkte hij op dat Evanlyn huilde en dat ze niet meer bij hem zat. Hij sprong overeind, in dezelfde beweging zijn boog vastpakkend. Hij keek vlug om zich heen om de situatie in te schatten, pakte ondertussen een pijl uit zijn koker en legde die aan.

Het einde...? (Grijze jager/ Broederband fan-fiction)Wo Geschichten leben. Entdecke jetzt