Hoofdstuk 23

647 39 22
                                    

Hallo lieve lezers! Dit is een relatief kort hoofdstuk, maar ik heb er al veel te lang op laten wachten. Dus... Hier is het alvast :) Laat me weten wat jullie ervan vinden :D
Over de stemming... Ik ben ermee bezig, maar ik heb nog steeds niet genoeg voorstellen. Je mag me desnoods de link sturen naar een Cast Prediction filmpje op YouTube, als je dat wilt. Dan kun je zeggen voor welke persoon je bedoelt, of ik gebruik ze gewoon allemaal :)
Ik zal de deadline verwijderen. Totdat ik meer voorstellen heb, zal het stemmen nog niet kunnen beginnen :( In ieder geval, enjoy dit hoofdstuk! :D

De Araluenen besloten om een delegatie te sturen om te praten. Arnaut stond op scherp, klaar om iedere hinderlaag aan te pakken. Helaas mocht hij niet mee. Will, Alyss en Cassandra liepen gedrieën over het strand in de richting van de ‘neutrale zone’. Erak had deze plek aangewezen om de Scoti zo ver mogelijk bij de mensen massa vandaan te houden. Verveeld ijsbeerde Arnaut over het strand, de blikken van de opnieuw verzamelende mensenmassa negerend.
“Papa, houd eens op! Je bent irritant,” merkte Evanlyn op. Arnaut bleef staan en keek even omlaag naar zijn dochtertje, dat rustig tekeningetjes zat te maken in het zand. Daarna haalde hij zijn schouders op en liep stug door.
“Ja, houd eens op. Je dochter heeft gelijk,” merkte een zwak stemmetje op. Arnaut draaide zich verbaasd om.
“Hoor jij niet ergens in bed te liggen, om niet dood te gaan?” riep hij verbluft uit naar de jongen die hij herkende als de skirl van de Reiger. Het drong even niet tot hem door dat zijn opmerking enigszins bot was. Evanlyn sprong op om hem een knuffel te geven.
“Hallie!” riep ze blij uit. “Je leeft weer!” Hal grinnikte zachtjes.
“Ja,” zei hij. “Ik ben terug van nooit weggeweest.” Daar moest het peutertje even over nadenken. Arnaut nam daar handig de gelegenheid voor om verder te gaan.
“Maar even terzake, zou je niet ergens bij een dokter moeten zijn?” vroeg hij lichtelijk bezorgd, ondanks dat hij de jonge Skandiër voor hem helemaal niet kende.
“Ik heb mazzel gehad. Edvin en Will hebben me al prima geholpen, en die speer heeft wonderbaarlijk genoeg geen vitale organen geraakt,” legde hij uit. Arnaut keek hem sceptisch aan.
“Ik ben nog steeds van mening dat je ergens in bed hoort te liggen,” beweerde hij koppig. Hal glimlachte flauwtjes.
“Laten we het erop houden dat ik geen slaap heb,” wierp hij tegen.
                Arnaut deed zijn mond open om te protesteren, maar kreeg niet de gelegenheid om iets te zeggen. Hij draaide zich om naar het rumoer achter zich, en kwam erachter dat de Scoti geen zin hadden om in de ‘neutrale zone’ te blijven. Ze marcheerden vrolijk verder het strand op, zich niets van Will’s protesten aantrekkend. Hij kon zien dat ook Cassandra zou willen protesteren, maar aangezien ze de prinses was moest ze, net als Alyss, diplomatiek blijven. Hal en zijn bemanning, die zich inmiddels bij hen had gevoegd, kwamen naast Arnaut staan. Ook koning Duncan en Pauline konden het niet laten zich op het strand te vertonen. Thorn en Karina sloten zwijgend de rij. Zij hadden nog niet door dat Hal ontsnapt was uit z’n bed.
                Will, Alyss en Cassandra werden langzaam teruggedrongen, tot op een tiental meters bij deze verzameling toeschouwerd vandaan. De soldaten van het Scoti schip schepten orde in hun eigen chaos door in een bepaalde formatie te gaan staan. Ze vormden twee rijen, vanaf het schip richting de gegadigden uit Araluen en Skandia. Arnaut voelde hoe zijn mond droog werd, zodra hij deze formatie herkende. Iemand van hoge stand zou van dat schip af gaan komen. Hij keek onmiddellijk omhoog en herkende met een onprettig gevoel in zijn maag de koninklijke vlag van Picta. Ze zouden de koning die de hele oorlog op zijn geweten had onder ogen gaan komen. Grimmig controleerde hij of zijn zwaard los zat in de schede. Toen overbrugde hij de laatste meters tussen zijn vrouw en twee beste vrienden.
“Papa, waar ga je heen?” hoorde hij Evanlyn in paniek roepen. Hij draaide zich om en lachte haar toe.
“Ik ga naar mama toe. Blijf jij bij opa?” Evanlyn knikte met tegenzin, maar Arnaut had het niet alleen tegen haar. Hij keek ook naar Duncan, zich voorbereidend op het ergste. Als het tot een gevecht zou komen, zou de overmacht veel te groot zijn. Er moest iemand zijn die Evanlyn in veiligheid zou brengen. Duncan begreep hem en knikte ernstig.
                Arnaut liet de adem die hij onbewust had ingehouden ontsnappen en bereidde zich voor op wat er zou komen. Hij had het beklemmende gevoel dat het leven zoals hij dat kende hierna nooit meer hetzelfde zou worden.

Evan keek uit over de groep verzamelde Skandiërs. Nog even en dan zouden hij en de koning hun entree maken. Hij kon niet wachten om de uitdrukking op Halt’s gezicht te zien, zodra Will realiseerde dat Halt hen al die tijd uit elkaar had gehouden. Hij verlangde naar het moment waarop alles goed zou komen, en alles waar hij zijn hele leven mee bezig was geweest zijn vruchten af zou gaan werpen. Zuchtend draaide hij zich om naar de deur van zijn hut. Het zou eindelijk gaan gebeuren. Hier had hij al die tijd op gewacht. Langzaam rechtte hij zijn rug, om vervolgens zijn hut te verlaten.
                Hij gaf een paar soldaten de opdracht hun gevangene uit het ruim te halen. Het was tijd om het goede te laten zegevieren. De koning stond al helemaal klaar, uitgedost in zijn officiële staatsbezoek kledij. Evan vond dat hij er belachelijk uitzag, maar dat hoefde de koning niet te weten. Statig als altijd stond hij te wachten tot de loopplank uitgelegd kon worden. Evan weerstond de neiging om met zijn ogen te rollen. Soms vroeg hij zich af waarom hij de koning niet jaren geleden uit de weg had geruimd. Hij zuchtte. Keuzes…
                De eerste hoorn werd geblazen, en de loopplank werd klaargelegd. Evan nam zijn positie in, schuinachter de koning. Een wachter gaf hem ondertussen een seintje dat de gevangene klaarstond om naar voren gebracht te worden. Met een simpele knik liet hij de wachter weten dat hij het begrepen had. Ondertussen gluurde hij naar de verzamelde menigte. Meer dan genoeg getuigen om het gerecht te laten  geschieden. Evan voelde zich alsof hij op een tweespitsing stond. Aan de ene kant voelde hij zich opgewonden: het was eindelijk zover, hij zou zijn doel behalen. Maar aan de andere kant voelde hij zich onwennig; zijn leven stond op het punt drastisch te veranderen.
                Hij schudde het verwarrende gevoel van zich af, haalde diep adem en bereidde zich voor om de Skandiërs onder ogen te komen.

Tergend langzaam kwamen ze naar beneden. Eerst de twee bedienden met hoorns, gevolgd door twee oplettende wachters. Een eindje achter hen aan liepen twee mannen, de een schuin achter de ander. De voorste had een roze kniebroek aan, met een soort bruine maillot eronder. Erover heen droeg hij een net zwart vest, met oranje flappen aan de zijkant. Een hoed met een uitgedoste bos veren in allerlei kleuren erop, maakte zijn kledij af. Conclusie: de man zag er niet uit.
                Hal voelde zich nog steeds beroerd, en hij durfde het niet aan om iets te eten of te drinken, bang dat het er door zijn wond net zo hard weer uit zou komen. Edvin had hem verzekerd dat dat niet mogelijk was, maar Hal dacht dat het geen kwaad zou doen om voorzichtig te zijn.
                De verzamelde groep inwoners van Hallasholm hielden hun lachen in, niet wetend wat ze met deze exotisch geklede man aan moesten. De man die schuin achter hem liep, was een stuk minder opvallend, en boezemde op slag meer aanzien in bij het Skandische volk. Hij zag er uit als een leider, ook al was hij dat duidelijk niet. Nog twee wachters sloten de rij. Stilte daalde neer in Hallasholm, op het ruisen van de zee na.  Langzaam daalde de groep af van het schip op het strand. Hal keek fronsend toe. Wat had dit te betekenen?
“Wat hebben we gemist?” vroeg een meisje naast hem.
                Geschrokken keek Hal om. Het meisje had licht-krullend rood haar. Een jongen van een hun leeftijd haaste zich achter haar aan.
“Celia! Wacht nou!” siste hij nerveus.
“Er is niks aan de hand, kalmeer,” antwoordde Celia enigszins geïrriteerd. De jongen keek op naar het schouwspel voor hen en hapten naar adem. Hij rende naar voren, waar de mislukte delegatie van Araluen ongemakkelijk stond te wachten.
                Zodra hij de jongen zag, bleef de man in bonte kleding abrupt staan.
“Eden?!” riep hij geschokt uit.
“Vader,” fluisterde de jongen, nauwelijks verstaanbaar voor Hal.

Het einde...? (Grijze jager/ Broederband fan-fiction)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu