Hoofdstuk 7

896 35 35
                                    

Hallo mensjes! Eindelijk weer een nieuw hoofdstuk! Jeej! Hij is niet zo lang, maar wel belangrijk. Enjoy!

Hal keek tevreden uit over het dek van de Reiger. Voor het eerst in dagen was de zon weer door het dikke wolkendek heen gebroken en was de wind wat rustiger geworden. In een gestaag tempo voeren ze richting de Stormwitzee. De aanval van die nacht was niet vergeten, maar wel naar de achtergrond verdwenen. Af en toe stelden Ulf en Wulf het zeil bij, maar voor de rest zat iedereen ontspannen op zijn bankje. Hal stond bij het roer. De snee die in Araluen in zijn arm was gekomen, was tijdens het gevecht weer begonnen te bloeden, maar Edvin had er een degelijk verband over aangelegd, zodat hij nu alleen nog een zeurende pijn voelde. Hij lette er niet zo op; hij had wel erger meegemaakt.

                Evanlyn zat bij Lydia. Na hun eerste kennismaking waren de beide meisjes erg nieuwsgierig naar elkaar geweest en nu waren ze vrolijk aan het kletsen. Waarover het ging wist Hal niet, maar hij bedacht zich dat het wel over een meidending zou gaan en het ook niet zou willen weten. Hij merkte op dat er een grijsgroene schaduw naast hem stond en glimlachte even.

“Hoi Will,” begroette hij de schaduw kalm. Will duwde de kap van zijn mantel naar achter.

“Hoi Hal,” zei Will. “Hoe lang duurt het nog voor we in Skandia aankomen?” Hal dacht even na.

“Als we in één keer door zouden gaan, zou het nog een week duren,” legde hij toen uit. “Maar we moeten langs Skorghijl om nieuwe voorraden te halen. Het oorspronkelijke plan was om die in Araluen aan te vullen, maar dat lukte zoals je weet niet.” Will knikte en keek toen uit over het water. Hal merkte zijn treurige blik op en vroeg wat er aan de hand was. Will draaide zich weer naar hem om. Na een lichte aarzeling vertelde hij over een wilde reis naar kasteel Araluen, samen met iemand die Halt heette en over de vlucht met zijn vrienden.

“Bij die rotswand droegen ze me op om met Evanlyn te vluchten en hulp te halen. Ik heb toen om de een of andere reden naar beneden geroepen dat we elkaar in Skandia weer zouden zien…” besloot Will zijn verhaal. Hal liet het even op zich inwerken.

“Dus daarom wil je zo graag naar Skandia,” begreep hij en de jager knikte. Ze zwegen allebei, verzonken in hun eigen gedachten.

                Kraaiend kwam Evanlyn langs hen heen gerend. Hal volgde het meisje met zijn ogen en zag dat Lydia achter haar aan rende; allebei vrolijk lachend joegen ze elkaar op over het gehele dek. Hij probeerde iets te verzinnen om Will ook weer wat vrolijker te stemmen, maar aangezien hij de jager eigenlijk helemaal niet kende, had hij geen idee wat hij dan zou moeten zeggen. Hij zuchtte en zweeg, kijkend naar Evanlyn die tussen Jesper en Ingvar door over een bankje klom. De twee jongens keken haar lachend na en doken toen gauw uit de weg voor Lydia, die lenig over het bankje heen sprong.

“Ze zet wel mooi je schip ondersteboven,” merkte Will geamuseerd op. Hal besloot dat dit was wat Will op zou gaan vrolijken en ging er quasi-verontwaardigd op in.

“Eigenlijk zou ik jullie twee aan de mast moeten vastbinden, zoveel opschudding als jullie veroorzaken!” Het werkte: Will grinnikte en Hal onderdrukte een zelfvoldane grijns.

“Ja, misschien wel, maar dan moet je ons eerst te pakken krijgen!” antwoordde hij, wijzend naar Evanlyn, die tussen Lydia’s vingers door glipte. Hal lachte en besloot en verrassingsaanval op Will te doen. Zijn arm schoot uit, maar ontmoette niets dan leegte. Verward keek Hal om zich heen en zag Will aan de andere kant van hem staan te grijnzen. Hal probeerde het nog een keer, maar Will kwam net buiten zijn bereik voor hem staan; Hal kon het roer niet alleen laten.

                Thorn had het schijngevecht opgemerkt en vond dat hij ook mee ging doen. Zachtjes sloop hij op Will af, zonder een enkel geluid te maken. Tenminste, Hal hoorde geen enkel geluid, maar Will blijkbaar wel, want hij sprong op het laatste moment weg, waardoor Thorn bijna zijn evenwicht verloor. Hal keek bewonderend naar de jager, die met gemak buiten bereik van de vloekende Thorn wist te blijven. Hij wist dat er niet veel mensen waren die dit zouden kunnen. Stefan en Edvin, die het aandurfden om te lachen om dit tafereel, trokken gauw hun gezichten weer in de plooi toen Thorn zich dreigend naar hen omdraaide. Hal schudde flauw glimlachend zijn hoofd en keek naar de horizon. De zon was al aan haar weg naar beneden begonnen. Nog zo’n drie uur en dan zou het donker gaan worden. In die tijd zouden ze nog een aardig eind verder kunnen komen, dus Hal besloot dat ze deze nacht het anker weer uit zouden kunnen gooien. Deze keer zou hij echter wel een wachtpost uitzetten,  voor het geval dat er nog Scoti achter hen aankwamen. Hij hoopte dat dat niet zo was: hij was wel toe aan een behoorlijke nachtrust. De stormen en eerdere aanvallen hadden hem vaak genoeg wakker gehouden.

Het einde...? (Grijze jager/ Broederband fan-fiction)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu