Hoofdstuk 26

722 41 18
                                    

Hallo lieve lezers! Ik kan jullie mededelen dat dit het laatste hoofdstuk is van Het einde...? Er volgt nog wel een epiloog en een dankwoord, en uiteraard ook nog het beloofde vervolg :D Dit hoofdstuk is opgedragen aan Clonmel16, omdat zij mee heeft geïspireerd voor een groot deel hiervan :D In ieder geval, alvast bedankt voor het lezen, ik hoop dat jullie dit hoofdstuk leuk vinden =) Enjoy!

 ‘Hallie’ in kwestie voelde zich ellendig, wat betreft de zoektocht naar Will die door hem niet door had kunnen gaan, maar verder maakte hij het prima. Zoals hem tig keer verteld was, had hij in bed moeten blijven liggen. Uiteraard had hij dat niet gedaan met alles wat zich om hem heen afspeelde. Maar een tweede keer zou hij die fout niet maken. Braaf bleef hij nu dus in bed, starend naar het plafond dat hij maar al te goed kende. Het kamertje waarin hij was opgegroeid voelde tegelijkertijd vertrouwd en onbekend, dat laatste doordat hij de laatste tijd veel meer tijd had doorgebracht aan boord van de Reiger.
                Hij vroeg zich af hoe het verder zou gaan, zodra hij weer was genezen. Naar wat hij van Edvin en de andere doktoren had opgemaakt, mocht hij van geluk spreken dat hij nog in leven was. Zou hij ooit weer de oude worden? Niemand wist het. Hij zuchtte. Als hij alleen maar het antwoord op die vraag had, zou hij zich al stukken minder radeloos vinden. Snel berispte hij zichzelf voor zulke gedachten. Wat nou als het antwoord was dat hij niet dezelfde zou worden? Dat zou hij niet van tevoren willen weten. Dan zou hij alleen maar moedeloos worden. Zijn eigen kleine peptalk hielp niet erg om hem beter te laten voelen, dus besloot hij om maar gewoon verder te gaan met naar het plafond staren.
                Nog voor hij daar een minuut mee bezig was, ging de deur zachtjes open. Een grijns brak direct op zijn gezicht door; iedere bezoeker betekende afleiding, en daarmee geen deprimerende gedachten of verveling meer. Vol verwachting keek hij naar de deur, die tergend langzaam open werd geduwd, om maar geen geluid te maken. Hal’s grijns veranderde in een frons. Waarom zou iemand zó stilletjes binnen willen komen? Ervaring had hem geleerd dat alleen mensen met een vertroebeld geweten dat deden…
                De in zijn lichaam opgebouwde spanning ebde al snel weg zodra hij Lydia in de deuropening zag verschijnen.
“Moest je me nou zo laten schrikken?” vroeg hij plagend. Zijn grapje had niet het gewenste effect. Lydia barstte in tranen uit. Geschrokken maakte Hal aanstalten om naar haar toe te rennen, maar ze gebaarde dat hij moest blijven liggen. Snel sloot ze de deur, om vervolgens op het randje van zijn bed te gaan zitten.
“Ik jou laten schrikken?” snikte ze boos. “Wat dacht je van andersom?!” Hal wist zich totaal geen raad meer met zijn beste vriendin. Ondanks haar protesten werkte hij zich omhoog totdat hij in ieder geval op gelijke hoogte met haar zat.
“Hee, rustig maar,” mompelde hij ongemakkelijk. Hij rijkte uit om haar schouder aan te raken. Lydia mepte zijn hand weg en keerde zich van hem af. Ook al waren ze alleen, ze wilde hem niet haar tranen laten zien.
                Gefrustreerd liet Hal zijn arm vallen, ondertussen zijn kamertje doorkijkend, op zoek naar iets om haar mee af te leiden. Hij liet zijn hoofd rusten tegen de muur achter hem, om maar niet te hoeven kijken naar hoe Lydia instortte. Hij was dit niet van haar gewend, om het maar even zacht uit te drukken. Hij deed zijn mond open om iets briljants te zeggen, maar uiteraard kwamen de woorden niet.
“Lydia…” zei hij daarom maar, half wanhopig, hopend dat ze snel weer naar haar sterke zelf veranderde. Het tegenovergestelde gebeurde: ze wierp zich in zijn armen om weer opnieuw in snikken uit te barsten. Gelukkig lette ze er wel op dat ze op zijn schouder leunde, niet op zijn buik. Dit alles hielp niet bepaald tegen Hal’s gevoel van verwarring. Als in een trans sloeg hij zijn armen om haar heen. Haar haar kriebelde in zijn gezicht, maar hij waagde zich er niet aan om dat te zeggen.
                Langzaamaan kalmeerde Lydia een beetje. Hal realiseerde zich dat hij van alles had zitten fluisteren, zijn stem gedempt door haar haar. Een beetje verwonderd observeerde hij het meisje – nee, de jonge vrouw – die hij vasthield. Ze hadden samen zoveel meegemaakt, dat hij had gedacht dat hij haar zo langzamerhand wel door en door kende. Nu besefte hij zich dat ze nog een lange weg te gaan hadden voordat het zover was. Hij glimlachte. Het idee stond hem wel aan, wat hem verbaasde. Hij had nooit over Lydia gedacht als een potentiële vriendin. Nee, dat was niet waar. In het begin, toen de Reigers en hij haar net hadden ontmoet, hadden zowel Stig als hij interesse in haar getoond. Hij dacht dat hij dat tijden geleden achter zich had gelaten, maar in het hier en nu, kon hij zich niet voorstellen dat hij haar ooit los zou willen laten.
                Helaas kwam dat moment toch sneller dan verwacht, aangezien Lydia zich enigszins onwillig van hem losmaakte. Een moment lang staarden ze elkaar aan, toen boog Lydia zich voorover en kuste hem. Even kon Hal zich niet meer bewegen, daarna trok hij haar dichter tegen zich aan. Een gelukzalig gevoel overspoelde hem, en hij voelde amper de pijn in zijn buik toen Lydia zich iets te ver over hem heen boog.
“Hallie!” riep plotseling een blij stemmetje uit, terwijl de deur open vloog. Lydia had niet sneller rechtop kunnen gaan zitten dan dat ze op dat moment deed.
                Evanlyn kwam vrolijk binnen gehuppeld, met Will in haal kielzog. Will trok een wenkbrauw naar hem op, een geamuseerde twinkeling in zijn ogen. Hal grijnsde schaapachtig terug.
“Kom Evanlyn,” merkte Will met een zachte, nuchtere stem op. “Hal maakt het duidelijk prima. Laten we papa en mama maar gaan opzoeken.” Evanlyn trok teleurgesteld een pruillipje.
“Okee dan,” verzuchtte ze dramatisch, om vervolgens achter Will aan te sjokken. “Dag Hallie!” Hal grinnikte.
“Dag Evanlyn, Will,” antwoordde hij, misschien iets te vrolijk.
                Blijkbaar hadden de goden zijn eerder gebeden voor gezelschap stuk voor stuk verhoord, want er was hem nog steeds geen moment alleen met Lydia gegund: nog geen minuut later kwam Stig binnen gestormd.
“Heb je het al gehoord? Will en Evanlyn zijn… terug?” riep hij uit. Hij keek van Lydia naar Hal en weer terug. “Wat hebben jullie uit zitten spoken?” gromde hij achterdochtig. Lydia draaide zich naar hem om, een kalmerende uitdrukking op haar gezicht.
“Kijk, het zit zo…” begon ze, maar niemand kreeg te horen hoe het zat, aangezien Stig haar ruw onderbrak.
“Juist ja, ik snap het al.” Hij wees naar de deur met een vreemde, enigszins angstaanjagende blik in zijn ogen. Het was de blik die hij altijd op Tursgud en zijn vrienden had gebruikt, voordat de broederbanden waren ontstaan en hij had geleerd om zijn woede te  beheersen. Hal vroeg zich af waarom hij diezelfde blik nu weer tevoorschijn toverde.
                Lydia keek even aarzelend om naar Hal, die zijn frons niet van Stig afhaalde. De spanning steeg zo snel in het kleine kamertje dat het bijna voelbaar was. Lydia besloot wijselijk niets te zeggen en haastte de kamer uit.
“Ik dacht dat we hadden besloten dat onze vriendschap hierboven stond,” stelde Stig met schrille stem vast. Hal’s frons werd dieper.
“Stig, wat…” begon hij.
“Nee, niet ‘Stig wat’,” brieste Stig. “Wat dacht je? Ik ben gewond dus ik heb overal recht op?!”
                Zonder verder nog iets te zeggen stormde hij weg. Kreunend liet Hal zich onderuit zakken. Hij had er weer een flink zootje van gemaakt. Hoe zou dit ooit weer goed kunnen komen?

Het einde...? (Grijze jager/ Broederband fan-fiction)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu