Chapter 36

666 53 2
                                    

Als ik weer bij kom is mijn hoofd kletsnat. Is het zweet of water? Ik voel hoe ik heel zwaar adem en als ik overeind wil zitten bonkt mijn hoofd zo hard dat ik het kan horen. Niall neemt me in zijn armen en wrijft over mijn hoofd. Met zijn kin leunt hij heel zachtjes en hij mompelt onverstaanbare dingen. Tot op mijn schouders is het nog nat maar daaronder niet. Water dus. Ik klappertand en vraag: 'hoe... hoelang?' 'Drie minuten' antwoordt Niall. Ik knik. 'Ik heb echt geen idee wat er gebeurde' verontschuldig ik me terwijl ik mezelf heel zacht hoor praten. De woorden komen er met moeite uit. 'Ik ook niet. Je werd ineens angstig en begon rare dingen te roepen. Het leek op een paniekaanval waarbij je paranormaal werd. Heb je dat eerder gehad?' vraagt Niall zorgzaam. Ik bijt op mijn lip en denk diep na. Na een tijdje antwoord ik: 'Nee, nooit, eerlijk gezegd. Ik zag een gloed om je heen hangen en er flitsten dingen langs. Ik kreeg het warm en toen wist ik het niet meer.' Niall verplaatst zijn greep iets en drukt me nog meer tegen hem aan. 'Rust dan maar even. Je moet je ook niet zoveel zorgen maken. Ga maar slapen, ik blijf wel bij je' mompelt hij. 'Ik maak me geen zorgen' antwoord ik stug terwijl ik plat ga liggen en tegen hem aan kruip. Vlak voordat ik wegzak, hoor ik hem nog net fluisteren: 'wel.' Ik glimlach kort. Het blijft grappig dat we altijd gelijk willen hebben. Maar voor hoelang blijft het grappig?

Ik sta bovenop een berg. Ik zie onder me een rustige rivier. Hij is diep. Ik weet niet hoe ik het weet, maar ik weet het. De wind blaast heel zachtjes door mijn haren en het vochtige voorjaarsgras tintelt onder mijn voeten. Ik kijk naar het gouden hangertje aan mijn ketting en spreid mijn armen naar de lichtblauwe lucht met flarden wolken erin. Adem diep in, zucht alles uit. Niets kan deze rustige dag verstoren, niemand hoort me, niemand ziet me, niemand praat tegen me. Ik ben alleen en ik geniet van de rust. Ergens halverwege de berg die half afhelt laat een stukje steen los en valt naar beneden. Het laat kringetjes achter in het water. Een zachte grom. Een zachte grom die steeds dichterbij komt en het volume omhoog brengt. Een woeste brul. Ik draai me om en zie een paar valse ogen naar me kijken. Ik tel niet hoeveel wolven het zijn, mijn gedachten staan op rust. De wolven drijven me naar het randje van de berg. Met mijn hielen zweef ik. Ik voel nog steeds geen angst, hooguit lichte spanning. De middelste wolf spert zijn bek en laat tientallen glimmende, puntige tanden bloot. Dan springt hij tegen mij aan. Ik voel de scherpe nagels in mijn huid boren, ik ruik de scherpe adem van de dood. Het volgende moment val ik. De wolf staat bovenaan de berg en huilt. Ik tol en toch hang ik ook weer heel rustig in de lucht. Het enige wat ik zie is dat de wolken van mij af bewegen. Pijn. Scherpe pijn die door mijn hoofd schiet. Het wateroppervlak is niet ver van me af, vijftien centimeter hooguit. Ik laat luchtbellen uit mijn mond ontsnappen. Kijk naar de top van de berg. Er staat een lammetje me met grote spijt aan te kijken. Het mekkert hartverscheurend. Ik sluit mijn ogen en alles wordt zwart.

n.h Gebrokenحيث تعيش القصص. اكتشف الآن