31

51 6 1
                                    

' Ik ben er klaar voor.' Zeg ik en stap bij Jesse de auto in. ' Met een spatel in je handen, zou je op Spongebob lijken.' Lacht hij. Ik lach en trek de deur dicht. ' Wat wordt onze bestemming?' Vraag ik en leg mijn kleine mini rugzakje neer bij mijn voeten. ' Laat je verassen, Hazel Brown. Maar eerst een muziekje uit de jaren 60.' Hij drukt op een knopje en gelijk galmen de stemmen van Mike Love, de Wilsons en Al Jardin, oftewel, de Beach Boys, onze oren in. ' Good Vibrations.' Zeg ik. Jesse glimlacht en begint mee te zingen. Ondertussen rijden we mijn straat uit.

Nog steeds heeft Jesse me niet verteld waar we naar toe gaan. ' Laat je verassen.' Blijft hij zeggen. Tijdens de stilte kijk ik uit mijn raam. We bevinden ons precies naast een bos. ' Heb je al een idee wat we gaan doen?' Vraagt Jesse en parkeert de auto naast een busje. ' En bestemming bereikt.' Glimlacht hij en zet de muziek af. Tegelijk open we onze portieren en stappen de auto uit. Ik pak mijn rugzak, doe hem om en sluit de portier weer achter me. ' Kom we gaan.' Zegt hij en komt naast me lopen. ' Hier naar links.' En dus slaan we links af. We lopen door het bos. De zon wordt geblokkeerd door de hoge bomen, waardoor we worden afgekoeld van de hitte. Jesse kijkt naar me en glimlacht. Ik rol met mijn ogen, lach en kijk weer weg. ' Dus we gaan gewoon wandelen?' Vraag ik. Hij beantwoordt mijn vraag met een beweging, door zijn hoofd te schudden. ' Ook.' Zegt hij mysterieus en lacht.

Na tien minuten zijn we nog steeds aan het lopen. Maar mij maakt het niet zo veel uit. Zolang ik maar bij Jesse ben. In die tien minuten hebben we alleen maar gepraat. Niet zomaar gepraat. Niet het soort gesprek met een leraar van school. Of een buurman. Zelfs niet met vrienden. Een echt, diepzinnig gesprek. Een gesprek waarbij je hoopt dat het nooit meer stopt. Een gesprek waarbij je alleen wilt blijven doorgaan. Een gesprek waarbij je niet wegdroomt. Een gesprek die je niet vaak voert en niet zomaar met iemand. Maar het gesprek is gestopt. Er valt een dodelijke stilte. Maar geen ongemakkelijke stilte. Gewoon een stilte waarbij we met onze gedachtes ergens anders zitten. In onze eigen bubbel. Ik vraag me af waar hij op dit moment aan denkt. Zou hij aan mij denken? Ik denk aan hem. Of zou hij zich ongemakkelijk voelen? Vast niet. Bij mij voelt hij zich altijd op zijn gemak. Ik dus namelijk ook. Onverwachts voel ik zijn hand tegen de mijne. Ik blijf voor me uitkijken. Ik verstrengel mijn vingers met die van hem. Hij houdt mijn hand vast en ik die van hem. Ik begin te blozen en krijg een vrolijk gevoel in mijn buik. Het is al heel lang geleden dat zulk gevoel naar boven kwam opborrelen. Maar het is er weer en ik heb het gemist. Jesse knijpt zachtjes in mijn hand en blijft ook voor zich uitkijken. Ik besluit toch naar hem te kijken. Een grote glimlach zit op zijn gezicht. Net als bij mij. Een grote glimlach die je er niet van af kan halen. Bijna dat het onmogelijk is. Jesse draait zijn hoofd ook om en kijkt me recht in de ogen. Hij glimlacht en ik weet niet hoe snel ik terug moet glimlachen. Hij grinnikt, waardoor ik ook moet grinniken. We kijken weer voor ons uit en treffen een grote balk waar op staat: ' Boomklimpark SF'. Hij nam me mee naar een boomklimpark. ' Je hebt het onthouden.' Zeg ik en kijk bewonderend om me heen. ' Tuurlijk, alles wat je me verteld, onthoud ik.' Zijn woorden toveren een nog grotere glimlach op mijn geheel, waardoor het bijna pijn begint te doen. Toen ik in het ziekenhuis lag, na het incident van het park, hebben we uren liggen praten. Ik heb hem verteld dat ik vroeger elk jaar op vakantie ging boomklimmen met mijn vader. Met dat hebben we al jaren niet meer gedaan en ik heb hem dus verteld dat ik het mistte. Ik zei dat ik het zo graag nog eens wilde doen. En dat heeft hij dus goed in zijn oren geknoopt. En hier zijn we dan. In het klimbos.

' Dank u wel.' Zeg ik en laat het tuig van me afglijden. In totaal hebben Jesse en ik twee en een half uur lang geklommen. Ik overhandig het tuig dat strak om mijn lichaam zat, aan de jongen van het klimbos. ' Doei, fijne dag verder.' Zegt de jongen en zwaait ons vriendelijk uit. ' Heb je genoten?' Vraagt Jesse en legt een hand op mijn heup, terwijl we weer terug lopen naar de auto. ' Ja, dank je wel. Echt, ik ben zo blij dat je mee nam.' Zeg ik en pak zijn hand weer vast. ' Mooi zo.' Zegt hij en knijpt weer zachtjes in mijn hand. ' Ik heb nog een verassing voor je.' Zegt hij. ' Alweer? Je moet echt eens stoppen, hoor. Wat gaan we nu weer doen?' Lach ik. Natuurlijk zegt hij wat hij altijd zegt bij verassingen. ' Laat je verassen.' Ik lach en geef hem een kleine stomp tegen zijn schouder.

' Hoe lang is het rijden?' Vraag ik wanneer we weer in de auto zitten. ' Twintig minuten, vindt je dat erg?' Ik schud mijn hoofd en leg m'n tas op mijn schoot. ' Dan heb ik verassing voor jou. Het is niet veel, maar ik heb er veel tijd in gestoken.' Zeg ik en rommel wat in het kleine tasje. Ik haal twee kleine bakjes eruit. ' Wat is dit?' Vraagt hij en neemt een bakje van me aan. ' Open hem maar.' Zeg ik en leg mijn tas weer terug. Tegelijk open we ons bakje. Ik kijk naar Jesse en zijn reactie. Blij kijkt hij het bakje in. ' De Indiaase sandwich waar ik je over heb verteld.' Zegt hij blij, dat het bijna schreeuwen is. ' Dankje, je bent de beste.' Zegt hij en drukt een kus op mijn wang. ' Tast toe, je zult wel honger hebben na het klimmen.' Zeg ik en val zelf al aan. ' Heb je dit helemaal zelf gemaakt?' Ik knik. ' Rachel, van Justin, mijn buren, heeft me geholpen. Zij kan dus blijkbaar heel goed koken en heeft veel verstand van de Vedische keuken. Met het feestje heeft ze me uitgelegd hoe je dat moet maken.' Zeg ik en neem er een hap van. ' Het smaakt naar de hemel.' Glimlacht Jesse.

Na de twintig minuten rijden, praten, eten en muziek luisteren, zijn we alweer aangekomen bij de laatste bestemming. Weer stappen we uit. Ik kijk om me heen. We zijn aangekomen in een ander soort bos. Ik hoor een waterval. ' We gaan nu dus wel wandelen en naar de waterval, zoals je hoort.' Glimlacht hij en we beginnen te lopen. ' Je bent echt super lief, weet je dat?' Glimlach ik. ' Weet ik, maar nog lang niet zo lief als jij.'



Hazel BrownWhere stories live. Discover now