Chapter 11

154 18 17
                                    

🌷| Juultje

'Ik voel wat op mijn hand en ik deins wat terug. Maar het gaat niet weg, het blijft op mijn hand steken. Zodra ik voel dat het verstrengeld in mijn hand, weet ik dat het een andere hand is'

- - - - - - - - - - - - -

Buiten adem van het vluchten begint mijn rennen steeds meer op snelwandelen te lijken. Mijn hoofd bonkt nog steeds, wat ook een rol meespeelt en mijn conditie is ook niet de beste. Ik zie dat Melanie minder moeite heeft met het rennen maar zij lijkt ook wel moe. Ik zucht even en kijk achterom. We moeten harder doorrennen als we de beveiligers willen afschudden. Ik sluit voor even mijn ogen en hoor mijn hart als een trommel bonken in mijn borstkast. Ik open mijn ogen weer en focus op de weg voor me: een lange gang met een donkere maar chique uitstraling. Ik werp een blik naar Melanie haar groene ogen. Ik probeer tegen haar zeggen dat we harder moeten rennen maar het enige geluid dat uit mijn mond komt zijn snelle ademhalingen en een paar halve afgemaakte woorden. Maar mijn gevoel zegt wel dat Melanie het begrijpt omdat ze harder begint te rennen en ik haar moeilijker bij kan houden. Ik doe mijn best om bij te blijven terwijl ik even achterom kijk. De beveiligers zijn zeer geconcentreerd en smachten als jagers naar hun prooi. Er zitten er drie achter ons aan, een wat donkere man met een kaal hoofd en een zwarte snor. Een paar rimpels zijn in zijn voorhoofd gegraven en zijn donkerbruine ogen staan als spleetjes op mij en Melanie gericht. De andere twee beveiligers zijn twee vrouwen. Een heeft zo te zien een Chinese of Japanse afkomst en de andere lijkt met haar blonde zwiepende haren en een boeren gezicht op een typische Nederlander.

Doordat Melanie sneller dan mij rent heeft ze een korte voorsprong op mij. Op een paar meter verder schuiven er twee stalenpaar liftdeuren open. Er verschijnt een grijns op Melanie haar gezicht en haar ogen twinkelen, alsof ze zonet een super goed idee heeft bedacht. Als die lift nou maar niets met haar idee te maken heeft. Want als we naar de lift afslaan hebben we nooit genoeg tijd om de liftdeuren te laten sluiten voordat de beveiligers al bij ons in de lift staan. Ik zoek vluchtig een deur die leid naar een trappenhuis voor als Melanie toch iets in gedachten heeft met die lift. Ik sper zo goed mogelijk de gang af maar kan geen enkele deuren vinden die ook maar iets van een teken geven dat die deur leid naar een trappenhuis. We hebben bijna de lift bereikt en ik werp een blik naar Melanie en schudt een stevige 'nee' met mijn hoofd. Ik vraag me af of ze het gezien heeft aangezien ze geen teken terug werpt. Zodra we de lift naderen snijdt Melanie mij met een scherpe snelle bocht af waardoor ik moet afremmen. Ik slaak een kreun van frustratie, waarom die lift!?

Toch stap ik de lift in en verdrink ik in mijn eigen zenuwen, de beveiligers zullen hier binnen enkele seconden zijn. De liftdeuren sluiten langzaam, té langzaam om de beveiligers af te schudden. De paar seconden die we hadden zijn om en ik knijp mijn billen bij elkaar en wacht todat iemand mij stevig vastpakt en de lift uitsleept maar tot mijn verbazing sluiten de lift deuren en zijn er nergens beveiligers te bekennen. Ik kijk verward rond, waar dan? Geen beveiligers? Ik moest het eerst een paar keer voor mezelf zeggen voordat ik pas echt realiseerde dat er geen beveiligers waren. Buiten adem van het rennen leun ik met mijn rug tegen de leuning van de lift. Hijgend probeer ik mijn adem weer onder controle te krijgen. Ik werp een blik naar een lichtgevend knopje waar nummer negen op staat, we gaan dus naar de een-na-laatste verdieping.

Zodra ik weer op adem begin te komen gebruik ik de tijd die we nog hebben in deze lift om Melanie op haar recht te wijzen. "Melanie Zwiers!" Ik heb tot mijn verbazing gelijk haar aandacht en ze lacht schuldig. "Jahaa, ik weet het! Melanie je had die lift niet moeten ingaan, de beveiligers komen, dit is dom van je, bladiebladiebla" doet ze mij na. Ik kijk haar gekwetst aan maar ergens moet ik toch zacht grijnzen. "Ik wilde gewoon even rust voor jou, want met die dikke muggenbult op je achterhoofd kan je natuurlijk niet zo lang rennen" knipoogt ze me toe. Ik sla mijn armen over elkaar en kijk haar strak aan waardoor ik zie dat ze liegt, haar grijns zorgt ervoor dat er kuiltjes in haar wangen verschijnen. Die grijns trekt ze altijd als ze liegt. "Dus ik kon niet langer rennen volgens jou?" Ze knikt stevig en ik begin te lachen. "En we gingen niet de lift in omdat jíj niet zo lang kon rennen?" "Nee." Zegt ze met haar lippen strak op elkaar gedrukt. Mijn ogen vormen spleetjes en ik kijk haar aan. "Oke, misschien wel!" Gilt ze gefrustreerd. Ik trek een brede grijns en begin te lachen, "ik zei het!"

You stole my heart || Shawn MendesWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu