hoofdstuk 26

1.2K 98 49
                                    

~H26. Playhouse, Part I~

Ik lag op mijn rug, met mijn ogen gesloten. De zon brandde op mijn gezicht. Vaag in de verte hoorde ik zachte geluiden. Ik kon ze niet precies plaatsen; de wind, het golven van water misschien? Hetzelfde gold voor waar ik op lag. Ik voelde dat het niet zeer comfortabel was, hout? Dit was echter nog niet het raarste. Ik had het gevoel dat ik zachtjes op en neer deinde, alsof ik op de zee dreef.
'....'

In een flits sperde ik mijn ogen open en schoot ik overeind. Gehaast keek ik om me heen. Ik dreef op een gammel houtje vlotje, midden op een zee. Compleet alleen, zonder uitweg en er was geen land in de verste verte te bekennen. En dus deed ik het eerste wat in me opkwam.

Heel hard schreeuwen.

Toen ik ietwat gekalmeerd was, liet ik me achterover zakken. Ik ging met mijn handen over mijn gezicht. Plots viel het me op dat er geen rode bandana om mijn pols zat gebonden. Wederom opende ik mijn ogen. Ik scande mijn lichaam, ook mijn andere kleding miste. Ik droeg kleding die ik kende. Kleding van.. thuis. Verward kwam ik snel weer overeind. Verwoed keek ik om me heen, maar er was niets dan water.
'Ross?' riep ik twijfelend. 'Jay?'
Geen antwoord.

Ik werd met de minuut onrustiger. Wat was er gebeurd? Was dit alles echt geweest? Was ik verongelukt en was het allemaal maar een hallucinatie geweest? Dat zou zowel goed als slecht zijn.

Ik keek nog eens om me heen en kwam tot de conclusie dat ik niets uit kon richten. Daarom liet ik me weer achterover zakken en staarde rusteloos naar de strakblauwe hemel boven me.

Daar werd je na een uur of twee wel paranoia van.

Mijn ogen waren vastgelijmd op de lucht boven me. Bijna alles ontging me op dit moment. Ik lag daar maar. Ik was er immers van overtuigd dat ik volledig alleen was. Ik schrok, vloekte en viel dan ook van mijn vlot toen er ineens een speer naast me in het hout boorde. Toen ik weer bovenwater kwam en mijn haar uit mijn gezicht veegde, speurde ik mijn omgeving af. In de verte dreef een zelfde vlotje als die van mij. Het figuurtje dat erop zat, was door de afstand te onscherp om te herkennen. Gehaast klom ik mijn eigen vlot weer op.

'Collin, what the fuck?' riep ik verontwaardigd toen ik de andere persoon eenmaal herkende. Pardon my French, maar ik zag geen reden om me met een speer te bekogelen. Collin dreef steeds dichter naar me toen en ik stelde voor mezelf enkele dingen op een rijtje.
Één, ik zat nog altijd in het spel.
Twee, er was iets met Collin gebeurd waardoor hij mij nu wederom om wilde leggen.
En drie, Jay en Ross bezaten blijkbaar het verlangen mij te zien verdrinken. Het was dat, of ze probeerden me te ontmaskeren als zeemeermin.

Een volgende vloek verliet mijn mond toen Collin ineens op me dook en me het water introk. Onderwater probeerde ik hem van me af te duwen.
Correctie; Collin bezat blijkbaar het verlangen me zien te verdrinken.
Toen ik hem eenmaal van me af had geduwd, kwam ik kuchend bovenwater. Vlug klom ik weer op mijn vlot. Collin zat op de zijne, maar leek niet tevreden dat ik nog leefde.
'Wat is er mis met jou?' riep ik uit. Donker keek hij me aan.
'Sorry Yentl, maar om dit te stoppen zullen mensen moeten sterven. En ik zal dat niet zijn' gromde hij
'Dankzij mij leef je überhaupt nog, asshole' riep ik terug. Collin antwoordde niet, in plaats daarvan keek hij naar iets achter me. Ik fronste en volgde zijn blik.

Hoe we ineens bij land waren gekomen, wist ik ook niet. Daar ging het echter niet om. Het ging om hetgeen dat óp dat land stond.
'Wat is dat voor iets? Een oude fabriek?' vroeg ik.
'Het lijkt er wel op' zei Collin. Ik staarde naar het verlaten, afgevallen gebouw. Iets zei me dat we daar heen moesten. En iets veel dringenders zei me dat wat ons daar te wachten stond, beslist niets goeds zou betekenen.

Game FaceWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu