XXXIV. Vlammen

122 12 4
                                    

Het gekletter van ijzer op ijzer vulde de zaal, en Arther zweette. De eerste rode zonnestralen begonnen over het gebergte in het Noorden te komen, door de ramen van de trainingszaal. De nieuwe rekruut was beter dan hij had ingeschat, zijn klappen waren vol kracht; en de littekens op zijn armen en ontblootte bovenlichaam verraadden een achtergrond vol training en vechten. De jongen kon niet ouder zijn dan hijzelf, wellicht een jaar jonger.
En toch zwoer hij hem ergens van te herkennen. Een slag gericht op zijn buik ontweek het Hoofd met gemak, en voordat de jongeman zich kon herstellen vloerde hij hem, de punt van zijn zwaard hangend boven de borst van de rekruut. "Je bent goed," ademde Arther terwijl hij de jongeman omhoog hielp. "Het is niet te ontkennen dat je training hebt gehad... Wat was de naam?"
"Mikhail," antwoordde hij. Arther knikte, en ze liepen terug naar waar ze hun shirt uit hadden geworpen. Hij had nieuwe manschappen nodig, en tot nu toe was Mikhail een goede aanwinst. Sinds de moorden had hij geen oog dichtgedaan, en de vermoeidheid begon zijn tol te eisen.
"Morgen meld je je hier, dezelfde tijd. Het is mogelijk dat één van mijn hogere wachters je traint." Mikhail knikte, en Arther trok het zwarte shirt van zijn uniform aan en liep naar de deuren van de trainingszaal. Hij was er vrij zeker van dat één van zijn hogere wachters de rekruut in de morgen zou trainen: hij had het druk, en hij zou tot diep in de nacht bezig zijn al zijn zaken te ordenen. Hij zou zijn bed nog niet uit zijn voor zonsopgang. "Een Koninklijke wachter staat altijd paraat, Mikhail," riep hij over zijn schouder. "Morgenochtend voor dageraad over de bergen rolt, word je hier verwacht." Arther wachtte niet op een antwoord voordat hij de deuren openduwde en de zaal verliet.

Tijd om het journaal op te halen had hij nog niet gehad; daarbij had hij, tot zijn eigen verbazing, het gevoel dat het journaal bij Gwendolyn veiliger was dan in de Koninklijke bibliotheek. Hij nam dan ook niet de moeite op dit uur bij haar langs te gaan. De afgelopen dagen had Arther haar niet meer gezien, niets meer van haar gehoord, en was hij gefocust geweest op de moorden- die zich elke nacht leken te herhalen, wat hem zorgen baarde. Elk van zijn wachters was op exact dezelfde manier gedood: slechts één wond, in de buik of door de hals, angstaanjagend precies.
En telkens weer zag niemand iets ongewoons. Het enige wat de cirkel had doorbroken was het feit dat de laatste twee dagen elke wachter de ochtend had gehaald. Arther wist echter niet of dit een zegening was, of zich hier nog meer zorgen om zou moeten maken: de dader had zijn eigen cyclus verbroken, wellicht om iets groters uit te werken. Als hij de cyclus had aangehouden, was het slechts een kwestie van tijd geweest, voor hij hem had kunnen doorgronden en zijn mannen had kunnen voorbereiden; maar de routine was doorbroken en Arther was terug bij af.
De moordenaar moest weten hoe het schema van de Wacht in elkaar zat, als hij de andere wachters wist te omzeilen. Hij zocht zijn doel al uit voordat hij vertrok en wist waar toe te slaan op zo'n manier dat hij niet gepakt kon worden.
Arther ijsbeerde door de witte gang. Bij geen van de vergaderingen had de Koning het onderwerp aan bod gebracht, al was het Hoofd er zeker van dat het de man niet ontgaan was. En het was die stilte, die koelte die hem in zorgen baadde. De Koning wierp blikken op hem; hield een oog op hem gericht; beoordeelde hem in doodse stilte. Het was niet moeilijk te bedenken waarom hij heerste over Keladrys- en talloze andere koninkrijken die hij onder zijn bevel had gebracht. Hij was een machtig man, wiens keuzes, zetten en woorden grote veranderingen teweeg brachten. Oorlogen won hij; vrede bracht hij. Arther droeg zijn titel als Hoofd van de Koninklijke Wacht met trots.
Maar nu had hij stress, en wilde hij niets liever dan alles laten vallen en op zijn bed liggen en slapen- iets wat hem inmiddels te lang was ontzien. Arther wist echter dat als hij zelfs maar een uur miste van zijn dienst, hem dat duur zou komen te staan. Want niet alleen was het ongehoord voor het Hoofd van de Koninklijke Wacht om zich niet aan zijn taak te houden; maar het zou hem gemakkelijk zijn titel kunnen kosten.
Hij keek op zijn zakhorloge terwijl hij de gangen doorkruiste naar zijn kamers. Voor zijn dienst begon, had hij een flinke stapel papieren die hij weg moest zien te werken.

Ogen als smaragdWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu