6: Vuur

21 4 0
                                    

'Je vind hem leuk hè, ik zie het wel', Zegt Pepijn plagerig tegen Mia als Peter de trein uitloopt. 'Ach houd je bek!' 'Taalgebruik, hè jonge dame!' Ze schrikt van de oude man die haar zojuist heeft aangesproken en een plotselinge windvlaag door de trein heen doet het hoedje van de oude man afwaaien en hij strompelt er snel achteraan om hem te pakken voor het hoedje via het open deurtje naar buiten waait. Mia ziet dat haar ouders al uit de trein zijn gestapt, haastig loopt ze naar de deur en stapt ze het perron op. Pepijn loopt achter haar aan ook de trein uit. Hij ziet dat zijn ouders ongeduldig staan te wachten, zijn ouders waren gelijk de trein uitgestapt toen de deuren open gingen. 'Tot ziens Mia!' 'By!' Roept ze terug. Beide gezinnen lopen een andere kant op. In de garage onder Schiphol lopen Pepijn en zijn ouders naar de auto. In de garage ziet hij een andere auto langsrijden met een bestuurder die hem bekend voorkomt, het is Peters vader. Achterin zit Peter, hij ziet hem niet, omdat hij op zijn telefoon zit. Ondanks dat hij naar de auto zwaaide, zwaaide niemand terug. Een eind verderop staat hun auto, onderweg zou hij Peter ook kunnen appen. Pepijn opent de deur nadat zijn vader met de autosleutel de oranje lampjes deed knipperen. Op naar huis.

Ze rijden over de snelweg, er klinken veel sirenes. Auto's maken de meest linker rijbaan vrij, de vrachtwagen rechts van hen duikt zelfs op de vluchtstrook. Pepijns vader schuift ook een rijbaan naar rechts. De sirenes worden snel luider, Pepijn zit met zijn neus tegen het raam gedrukt, hij kijkt naar links achter de auto. Met een enorme vaart scheurt een enorme stoet aan politie auto's voorbij. Ook klinkt er een helikopter. Hij kijkt omhoog, een politie helikopter vliegt zoekend over de snelweg. 'Wat zou er aan de hand zijn?' 'Is daar verderop een ongeluk gebeurd?' Vraagt zijn moeder. 'Ik hoop het niet, ik heb geen zin in file.' 'Wat nou als ze op zoek zijn naar mij?' 'Hoe bedoel je?' 'Die Russen wouden Peter al hebben, voor zijn krachten!' 'Dat zal wel niet', mijn moeder probeert mij gerust te stellen. Eigenlijk probeert ze vooral haarzelf gerust te stellen, maar dat zegt ze er niet bij. Wel logisch eigenlijk, het ergste wat je als moeder kan overkomen is als je je eigen zoon of dochter verliest. 'Remmen ze nou weer af?' Pepijn drukt gelijk weer zijn neus tegen het raam om te kijken wat zijn vader bedoelde met die opmerking. Het lijkt alsof de politieauto's weer afremmen zodat alle overige auto's ze weer inhalen, ze zijn dus inderdaad op zoek. 'Zijn ze echt op zoek naar ons?' Dan lijkt het alsof een politie auto voor ons wilt rijden, andere auto's gaan aan de kant en maken ruimte. Mijn vader remt af, 'worden we aangehouden?' Onze auto word van alle kanten omsingeld door politie. 'Wat krijgen we nou?' Zegt zijn vader geïrriteerd, hij drukt hard op de rem en gaat nog een baan naar rechts naar de vluchtstrook, daar komt de auto tot stilstand. Ze moeten wel, anders knallen ze tegen de politie voor hen aan. Agenten stappen uit en zetten de meest rechter rijbaan af. Ook verschijnt er een rood kruis op de borden boven deze rijbaan. Een agent loopt naar de auto en gebaard ons uit te stappen. Een andere agent tikt op het raam en gebaart dat ze het raampje moeten openen. Pepijns vader opent met een boze blik het raampje: 'Wat mot dat!' 'Ik wil jullie zoon vragen om uit te stappen', zegt de agent die hem plotseling strak aankijkt. Angstig opent hij de deur en stapt hij langzaam uit. 'Pepijn, wat is dit?' Roept zijn moeder met tranen in haar ogen. 'Op je knieën, met je handen op je rug!' Langzaam doet Pepijn wat van hem gevraagd wordt. Vele agenten laden hun pistool en houden hem strak op hem gericht. De agent die hem gevraagd heeft op zijn knieën te zitten, loopt met handboeien naar hem toe. Op het moment dat de agent de boeien wilt omslaan, stopt hij verbaast, omdat Pepijn fluistert: 'Dat dacht ik niet.' Pepijn springt de lucht in en schiet een grote vuurbal die bij aanraking op de grond een krachtige explosie veroorzaakt. De agenten worden weggeblazen en Pepijn vliegt hoog de lucht in. De auto wordt door de enorme kracht omgegooid en draait op zijn zijkant. De ramen breken en zijn ouders worden overspoeld door een zee van glas en vuur. Pepijn vliegt over de auto en landt tot zijn geluk in de zachte grasberm. 'Daar is ie!' Roept een agent. 'Schiet hem neer!' Zegt een andere: 'Hij is geen mens zoals jij en ik, het is een monster!'

Hij staat op: 'Wat is er gebeurd?' 'Was dit een droom?'  Hij draait zich om. Voor hem, net op het randje van de berm, ligt een brandende auto. Het is hun auto! Zijn ouders zitten er nog in! Achter de auto staan vele agenten die allemaal hun wapen strak op hem richten. 'Vuur!' Roept een van de agenten. Uit schrik schiet Pepijn een snelle grote vuurbal op de agenten. Voordat ze kunnen schieten, worden ze geraakt door het vuur. De vuurbal creëert een enorme explosie en de agenten worden overspoeld door een zee aan vlammen. Ze worden voordat ze kunnen schieten hard omver geworpen. De kracht van het vuur laat de benzine tank van de auto ontbranden. Bam! Vlak erna ontstaat er een tweede nog krachtigere explosie, vele auto onderdelen vliegen in het rond. Pepijn schrikt van wat hij heeft aangericht, met open mond kijkt hij naar de twee explosies. Hij kan het niet geloven. Hij kan nog net uitwijken voor een brandend wiel die op hem wordt afgevuurd. Hij valt op iets vreemds, snel staat hij op om te kijken waar hij zojuist op is gedoken. Het is een hand! Alleen een hand, met veel bloed. Hij kijkt naar de middelvinger, daar zit een gouden ring omheen. Hij herkent de ring en de lichtblauwe nagellak. Met tranen in zijn ogen valt hij neer op zijn knieën. 'Nee', mompelt hij eerst zachtjes, huilend. 'Nee, dit kan niet', Pepijn realiseert zich wat hij zojuist heeft aangericht. Hij kijkt een stukje op, daar ligt haar handtas, te branden in de berm. 'Neeeeeee!!!' Hij schreeuwt het uit, hij heeft zijn ouders vermoord! 'Nee!' Huilend en schreeuwend buigt hij neer over zijn moeders hand. Hij kijkt naar rechts, naar de auto. Vlak daarnaast ligt haar lichaam. Een meter verderop het brandende lijk van zijn vader. Snikkend kruipt hij naar ze toe, hij boeit niet om het vuur. Hij pakt haar vast, kijkt eerst ook nog naar zijn vader, zegt nog een laatste zachte: 'Nee', en kijkt dan weer naar zijn moeder. Huilend buigt hij over haar heen.

In de verte klinken weer sirenes, hij kijkt weer op. Hij wilt niet weg. Hij trekt voorzichtig de gouden ring van zijn vaders hand, loopt naar de losliggende hand van zijn moeder en haalt ook die ring er af. Hij zou de ringen goed bewaren. Ook opent hij het handtasje, zijn moeders portemonnee ligt erin. Ook die haalt hij eruit, geld kan hij goed gebruiken, hij weet tenslotte zijn moeders pincode. In de portemonnee zit ook een fotootje, van hij en zijn ouders, voor de Egyptische piramides. Dat was een gewelde vakantie, die wilt hij nooit vergeten. Hij kijkt nog een keer naar zijn ouders en zegt: 'Ik zal die Russen vermoorden, allemaal. Ik zal zorgen dat jullie niet voor niets zijn gestorven! Dat beloof ik jullie', hij geeft het fotootje een kusje en stopt hem weer in de portemonnee die hij vervolgens in zijn zak stopt. De sirenes worden luider, snel springt hij over de vangrail het bos in, die naast de snelweg ligt. Hij rent door het bos, de zee aan bomen lijkt eindeloos en het is nog een heel eind naar Delft. Hij weet ook niet waar hij naartoe zou willen, hij woont in Delft, maar daar gaat hij nu liever niet heen. Hij wilt naar Peter en Mia, de andere Magicals. Alleen zij kunnen hem nu helpen, alleen zij vertrouwd hij op dit moment. Die zijn natuurlijk thuis. Ook wilt hij opzoek naar andere Magicals, zij kunnen met zijn drieën toch niet de enigen zijn. Het probleem is alleen, dat hij niet precies weet waar hij is, of welke richting hij op moet. Peter zijn school staat in Pijnacker, dat had hij gezegd en kwam op het nieuws. Mia zei dat ze in Den Haag woont, beide plaatsen zijn niet ver van Delft verwijderd. Maar hij is alleen ergens random in een bos in de buurt van Amsterdam. Eerst moet hij dit bos uit komen, als hij dan in de bewoonde wereld is, ziet hij dan wel wat hij gaat doen. Hij kan altijd nog een lift nemen, hij heeft geld voor een taxi of treinkaartje. Dan hoort hij het harde geluid van een vliegtuig, die vliegen hier natuurlijk af en aan. Hij kijkt naar waar het vliegtuig naartoe gaat, het lijkt te dalen. Dat zou dus betekenen dat daar Schiphol is. In verband met welke kant ze opreden op de snelweg zou dat dus inderdaad het meest logisch zijn. Hij wilt niet naar Schiphol, dus die richting kan hij afstrepen. Hij besluit te kiezen voor waar het vliegtuig vandaan kwam. Een paar graden opzij misschien, zodat hij iets meer wegloopt van de snelweg. Hij besluit gewoon te blijven lopen, ooit komt hij bij de bewoonde wereld. Hij weet een ding, dit wordt een hele lange wandeling.

The Magicals, A new team.Where stories live. Discover now