5: Geraakt

35 4 0
                                    

Langzaam open ik mijn ogen, mijn oogleden zijn zwaar: 'waar ben ik? Leef ik nog?' Ik kijk door mijn nog bijna volledig dichtgeknepen ogen, boven mij zie ik een plafond die mij vaag bekend voorkomt. Ik lig onder de dekens in een bed, zonder trui aan. Ik hoor een vrouw iets in het Duits roepen. En vervolgens hoor ik vele voetstappen op mij afkomen. Langzaam draai ik mijn hoofd naar links en open ik mijn ogen iets verder. Ik zie de ruimte, ik ben in het ziekenhuis. Dan zie ik mijn ouders links de kamer binnen komen rennen, met tranen in hun ogen. Mijn moeder geeft mij een knuffel en zegt huilend: 'Peter, je bent er nog!' Als mijn moeder mij loslaat geeft mijn vader mij ook een dikke knuffel: 'Peter, je hebt ons zo erg laten schrikken! Wil je dit alsjeblieft nooit meer doen!' Het lukt me nog niet om te praten, maar ik knik langzaam dat ik hem begrepen heb. 'Hoe heb je dat overleeft?' Hoor ik een jongen zeggen die ook komt aangelopen, gevolgd door een meisje. Ik ken haar ergens van, maar van wat? Ze zegt: 'Wij zijn ook gevraagd om hier naartoe te komen, wij hebben ook magische krachten.' Ik kijk ze verbaast aan. De jongen zegt: 'Die mannen hebben 21 agenten dood geschoten, wij denken dat je het hebt overleeft door je krachten. Mijn naam is trouwens Pepijn ', zegt de jongen vol enthousiasme: 'En dit is Mia. Je mag mij trouwens ook Fireshot noemen hoor. En jij moet ook een superhelden naam hebben, als je dat wilt natuurlijk. Zij is Windstorm.' 'Hou nou op met die onzin', zegt Mia geïrriteerd: 'Wij zijn geen superhelden en hij is nog net wakker, doe eens rustig.' Ik probeer een beetje omhoog te kruipen en rechtop in bed te gaan zitten, maar een vrouw in dokters kleding duwt Pepijn opzij om naar het bed te lopen en gebaart dat ik moet blijven liggen. Mijn vader zegt: 'Je hebt geluk gehad, Peter. De artsen denken dat je geen hersenschade hebt, ze willen straks nog wel een CT-scan doen.' Ik ben nog erg moe, en hoor niet alles wat de mensen aan mijn bed zeggen of begrijp wat er gebeurt. De Duitse arts gebaart dat iedereen weer weg moet en ik val weer diep in slaap.

Ik word weer wakker, klaar wakker nu. Ik kijk op de klok aan de muur. Bijna 2 uur s'nachts. De arts en mijn ouders komen links weer aangelopen, ik vraag: 'Wat is er gebeurt?' Mijn vader antwoord: 'Je bent beschoten door een soort laserwapen, de artsen weten niet hoe je het hebt overleeft, de artsen willen nu een CT-scan doen om te kijken of er niks aan de hand is. Als alles goed is, mag je morgen ochtend weer naar huis. 'Is er al gekeken naar mijn krachten?' 'Nee', antwoord mijn vader: Er was helemaal geen afspraak om naar jouw krachten te kijken, de politie denkt dat dit geregeld is door die Russen, waarschijnlijk willen zij ook weten wat jouw krachten zijn.' 'Willen de Russen mij dan vermoorden?' Vraag ik. 'Weten we niet.' Zegt hij: Ik wil wel dat jij mij belooft om die krachten niet meer te gebruiken, oké?' 'Oké', antwoord ik, het eigenlijk niet menend: 'Mag ik ook niet vliegen?' 'Absoluut niet! Beloof je dat?' 'Ja pap...' Mijn vader geeft mij een knuffel en vervolgens een kus op mijn voorhoofd. Mijn moeder die in tranen achter hem stond loopt nu naar mijn bed en geeft mij ook nog een knuffel. De arts pakt mijn bed en rijd mij vervolgens naar de kamer met de CT-scan. Op de deur staat een geel bordje met het stralingslogo. Ik moet opstaan uit bed en onder de scan gaan liggen. De vrouw loopt weg en een nare tien minuten onder de scan volgen, maar het voelt als uren. Als het eindelijk voorbij is, sta ik op en loop ik zelf de kamer uit. De arts komt uit een andere ruimte aangelopen en zegt in het Duits dat ik weer het bed in moet terwijl ze er naar wijst. Ik wil niet gaan liggen en loop naar mijn ouders die ik aan het eind van de gang zie staan kletsen met wie mij de ouders van Pepijn en Mia lijken. 'Yo Peter!' Roept Pepijn als ik kom aanlopen. 'Gaat alles goed met je?' Vraagt Mia, mij verrassend dat ze het zo bezorgt vraagt.  'Goed', antwoord ik. Ik ga naast mijn vader staan en hij slaat vervolgens een arm om mij heen. De arts komt aangelopen en zegt dat ik moet slapen. Ik loop weer naar het bed toe aan de andere kant van de gang bij de CT-scan en kruip erin. De arts rijdt mij weer terug de gang door en mijn vader besluit de arts te helpen met het duwen van het zware ziekenhuisbed. Mijn moeder komt aangerend en pakt een T-shirt uit haar rugzak en gooit die naar mij toe. Ik vang hem en leg hem naast mij neer: 'Die trek ik morgenochtend wel aan mam' 'Oké', antwoord ze: 'Slaap lekker!' 'Slaap lekker mam, jij ook pap',  'Wij houden van je schat!' 'Ik hou ook van jullie!' Ik draai me om, en de arts doet het ligt uit. Ik hoor voetstappen uit de kamer verdwijnen en de deur gaat dicht. Ik sluit mijn ogen, dit was een lange vermoeiende dag.

Het is dinsdag, 8 uur s'ochtends, het licht in de kamer gaat weer aan. Ik hoor mijn moeder aan komen lopen en ze gaat naast mij op bed zitten: 'Goeie morgen schat, heb je lekker geslapen?' Ik draai me om en open langzaam mijn ogen. 'Hoe laat is het?' Vraag ik terwijl ik gaap en mijn armen uitstrek. '8 uur', zegt mijn moeder met een glimlach: 'We gaan weer lekker naar huis.' Ik ga rechtop zitten in bed, pak het T-shirt die ze heeft meegenomen uit haar handen en doe hem aan. Ik loop mijn kamer uit en zie daar mijn vader staan. Pepijn en Mia zijn blijkbaar al weg. We lopen het hele ziekenhuis door naar de parkeerplaats. Mijn vader heeft geen zin om een vliegreis te betalen en besluit de trein te nemen. Zo ver is het ook niet van Berlijn naar Den Haag. Bij het station zie ik daar Mia en Pepijn, zij hebben vannacht in een hotel geslapen samen met mijn ouders. Dan vraagt Mia mij om mijn nummer. Geschokt kijk ik haar aan. 'Voor de groepsapp, dat wilt Pepijn graag.' Ik draai mijn hoofd naar Pepijn die enthousiast met zijn hoofd knikt. In de trein besluiten ik en Pepijn om naast elkaar te zitten. Hij wilt per se bij het raam. Mia en haar moeder zitten voor ons, en mijn ouders zitten achter ons. Tijdens de rit zitten we de hele tijd te kletsen: 'Waarom vloog je eigenlijk op dat busje af?' vraagt Mia. 'Geen idee', antwoord ik: 'Iets in mij zij dat ik moest springen, ik weet zelf ook niet waarom' 'Je bent echt een legend', zegt Pepijn. 'Eerder gestoord!' Zegt Mia. 'Zouden er nog meer mensen zijn zoals wij, met krachten?' Vraag ik. 'Geen idee', antwoord Mia. 'Wat zijn jullie krachten eigenlijk?' vraag ik door. 'Ik kan exploderende vuurballen schieten!' zegt Pepijn trots. 'Ik kan ook vliegen', antwoord Mia: 'En wind sturen met mijn gedachten.'  'Hoe noemen we onze superhelden groep trouwens?' Vraagt Pepijn: 'Wizz-Heroes?' 'Stop nou met die onzin', zegt Mia geïrriteerd. 'Magicals?' vraag ik, de naam komt mij bekend voor, ik hoorde die in mijn dromen. 'Ja!' Antwoord Pepijn: 'Dat is sick! Jij hebt trouwens nog steeds geen superhelden naam.' 'Ik noem die energie bol Magic Knife' zeg ik: 'Omdat die alles in kleine stukjes hakt.' 'Dat is een goeie naam', zegt Pepijn: 'Ook als superhelden naam! The Magicals: Windstorm, Fireshot en Magic Knife!' 'We zijn geen raar bandje ofzo', Zegt Mia, nu zelfs boos: 'dus stop nou eens met dat kinderachtige gedoe!' Peter vind het eigenlijk stiekem wel gaaf, The Magicals.

Tijdens de rit is Pepijn in slaap gevallen, ik kijk langs hem heen naar buiten. Tijdens de rit denk ik na over de dromen, als deze droom al werkelijkheid is geworden, welke dan nog meer? Wordt Mia echt dood geschoten door die zwarte bliksem? Die gedachte klinkt best beangstigend. Is in de toekomst kijken dan ook een van mijn krachten? Vervolgens val ik ook in slaap, gisteren was een lange vermoeiende dag. Half 1 s'middags komen we weer aan in Nederland.

Ik schrik wakker: 'Peter, we zijn er!' Ik word wakker ik kijk links over mijn schouder, daar zie ik mijn vader die een hand op mijn schouder legt om mij wakker te maken: 'We zijn bij Schiphol, vanaf hier rijden we weer naar huis, we moeten nu uitstappen.' Ik sta op en loop naar voren naar de uitgang. Pepijn slaapt nog. Als ik langs Mia loop roep ik: 'Doei!' Ze steekt haar hand op en maakt een kleine zwaai beweging. Ik schrik van haar reactie, mijn hart maakte een sprongetje. Ongemakkelijk draai ik me om en loop ik naar de uitgang. Ik stap de trein uit en wacht op het perron tot mijn ouders zijn uitgestapt. Samen lopen we naar de parkeergarage van Schiphol. We stappen de auto in en rijden naar huis.

The Magicals, A new team.Where stories live. Discover now