3. ontmoeting met mijn toekomstige vijand

22 2 2
                                    

Haastig loop ik naar de coupédeur waar zojuist nog de jongen had gestaan, en schuif hem vlug open. Ik hoest als ik een hoop zwart stof binnenkrijg dat lijkt op de nacht met al haar sterren.

Het is een en al chaos op de gang, maar gelukkig begint de zwarte mist al wat weg te trekken. Ik zie de jongen die had willen binnenkomen op de grond liggen. Er komt haastig een andere jongen aangelopen, met een lege fles in zijn handen geklemd. Maar in plaats van boos te zijn op zijn blauwharige aanvaller, proest de gevallen jongen het uit. 

Ik snap er niets van.

"Ik geef toe, Everdeen, deze had ik niet zien aankomen!" zegt hij terwijl de blauwharige Everdeen hem overeind helpt. "twee-één voor mij, Leon! Je dacht toch niet dat ik geen wraak zou nemen na wat je me eergisteren hebt gelapt?" De twee jongens schateren het uit, lachend om hun grappen. Onwillekeurig moet ik toch blozen. Leons lach laat al zijn witte, kaarsrechte tanden zien. Hij is écht knap.

'Hé', roept Lou naar de jongen op de grond, wiens naam volgens mij Leon is. 'Wat was er? Waarom klopte je op onze deur?' Leon richt zijn aandacht op ons en de intensiteit van zijn blik is overweldigend. 'Ik zocht een plek om te schuilen, mijn vriend zat achter me aan. Bovendien hoorde ik zeggen dat er een Bertolli in deze coupé zit' Hij is zo te zien een aantal jaren ouder dan Lou en ik.

'Is dat waar?'

Ik kijk opzij naar Lou, die met een gezicht zo rood als de zetels van de trein naar haar voeten staart. 

'Maar ik hoef niet te raden wie van jullie twee dat is' Hij kijkt mij misprijzend aan en ik trek mijn wenkbrauwen op. Hij richt zijn volledige aandacht op Lou, 'Misschien kunnen we eens afspreken op school? In het weekend misschien? In welke afdeling zit je?'

'Ik- Ik moet nog gesorteerd worden', haar stem is minder dan een fluistering. Leon knikt vriendelijk en steekt zijn hand uit. Aarzelend zie ik hoe ze hem de hand schudt en hij zich voorstelt. 

'Zo, dan zie ik je later?' Hij schenkt haar een brede, witte lach maar als zijn blik naar mij glijdt, verkrampt zijn grijns. 

Ik kijk naar Lou. Zij begrijpt er duidelijk meer van dan ik, zo te zien. Maar ik negeer het. Leon en zijn blauwharige vriend kijken ons nog even schattend aan en vertrekken dan mompelend terug naar hun eigen coupé. Ik haal mijn schouders op. "Ze zijn gewoon raar", stel ik haar gerust. Ze zucht eens diep. "Ja, je hebt gelijk." Ze glimlacht alweer stralend. "Kom, laten we onze gewaden aantrekken. We zijn er bijna."

Maar voordat ik onze deur kan sluiten, pakt iemand mijn arm vast. Het is Leon alweer en ik voel de irritatie opkomen.

"Hé, jij daar" zegt hij zelfverzekerd terwijl hij voor me komt staan. Zijn hand is als een bankschroef rond mijn pols geklemd. "Mijn naam is Madelyn." antwoord ik terug. "Whatever, ik vroeg me af of jij dat meisje van Bertolli kan overtuigen met me uit te gaan, ze leek me nogal onoplettend. Zou je haar willen zeggen wat ik hierjuist heb gezegd?' Ook al eindigt zijn zin op een vraag, het klinkt eerder als een bevel. 'Ik zou graag vrienden worden begrijp je?" 

Hij schenkt me een samenzweerderige glimlach, maar er valt me iets op dat ik nog niet eerder heb gezien, iets wreeds brand in zijn ogen. Ik ken dit soort types al van in het internaat en daarbuiten. Arrogante pestkoppen die proberen elk mooi meisje voor zich te winnen door zich beter voor te doen dan ze in werkelijkheid zijn. Ook al ken ik haar nog maar een paar uur, daar moet ik Lou voor beschermen, houd ik mezelf voor. Als het al niet door zijn optreden van daarnet komt, haat ik hem nu nog meer.

Blijkbaar is de eerste indruk toch niet alles.

"Dat zal je haar zelf moeten vragen, maar ik vrees dat ze zich niet zo aangetrokken voelt tot type arrogante kwal." Ik plak een nepglimlach op mijn gezicht, draai me abrupt om wil net de deur van de coupé opendoen als hij me ruw naar zich toe trekt.

'Jij weet helemaal niets over mij!'

'Waarom heb ik dan het gevoel dat ik precies weet waar jij op uit bent?' Ik slaag er niet in de woede uit mijn stem te houden. Wat een vreselijk joch is dit toch.

In een wip trekt hij zijn toverstok, die gitzwart is, net als zijn ogen. Hij drukt hem tegen de holte onder mijn kin en duwt zo mijn hoofd zacht naar achteren. Angst en woede borrelen in me op.

'Hoe durf je-'

Plotseling word hij met een luide knal naar achteren gekatapulteerd. Als en kogel schiet hij door de gang achteruit tot hij met een smak met zijn rug tegen de deur van de wagon belandt. Meteen gaan coupédeuren open en kijken er nieuwsgierige hoofden naar het schouwspel op de gang. Leon komt wankelend overeind en kijkt me met grote ogen van ontzetting aan. 

'Zij probeerde me te vermoorden! Ben je gek of zo?!' Zijn stem klinkt schel en hij wijst met een beschuldigende vinger naar mij. 

Ik ben net zo door stomheid geslagen als hij. 

'Ik deed helemaal niets', zeg ik ademloos.

Everdeen heeft een hand voor zijn mond geslagen en loopt haastig naar hem toe, maar als hij Leon in de coupé heeft geleidt, draait hij zich naar mij om. 

Als hij zijn hand van voor zijn mond haalt, zie ik dat hij grijnst. En niet van boosaardigheid, het is een oprechte lach.

"Wat deed je nog zo lang buiten en wat was al dat lawaai?" vraagt Lou me nieuwsgierig. "Oh, niets. Een klein probleempje. Maar ik denk dat het onderhand wel is opgelost." Lou haalt haar schouders op en ik volg haar dankbaar naar binnen.

De rest van de reis ben ik in opperbest humeur. Het is buiten gestopt met regenen, en de zon is bijna onder. Ik laat een gaap uit mijn mond ontsnappen. 'Hoe lang gaat dit nog duren?' vraag ik gapend aan Lou.

Alsof het zo gepland is komt de trein op dat moment met een schok tot stilstand en ik kijk naar buiten. Als je ooit een definitie van 'prachtig' nodig hebt: het kasteel waar ik nu naar kijk is de perfecte voorstelling. 

Mijn blik valt op Lou, die het laatste uur nauwelijks stil heeft gezeten. Ik denk dat ze zowat in haar broek plast van de zenuwen. We nemen haastig onze hutkoffers en onze kooien met huisdieren. Ik mijn kleine kater, die ik Sid heb gedoopt en zij haar bonte bosuil die ze me voorstelde als Ovidius. 

Wensend dat we onderweg Leon niet tegenkomen strompel ik met de koffer en de kooi de overvolle gaan op naar buiten, waar de maan al laag aan de hemel staat.

We stappen het donkere perron op.


Oops! This image does not follow our content guidelines. To continue publishing, please remove it or upload a different image.


life in a magical worldWhere stories live. Discover now