14. krachtmeting

6 0 0
                                    

Plotseling vind ik mijn moed weer terug. 

'Een...', kras ik, '..Een gentleman..b-ben je anders niet...'

'Gaan we bijdehand doen, kind? Vertel me dan maar wat jouw naam is. We kunnen nog eens afspreken, als je na deze nacht nog bijzinnen komt natuurlijk. Dan kan je ten allentijde grappen met mij maken.' Zijn ogen glinsteren boosaardig als hij me steeds hoger en hoger laat zweven. De kou glipt tussen alle gaatjes in mijn dunne pyjamastof naar binnen en ik ril.

Ik weet niet waarom ik het hem niet durf te vertellen, maar deze jongen jaagt me meer angst aan dan ik durf toegeven. 

'Je. Naam', bijt hij me toe. Ik staar uitdrukkingsloos in zijn koude ogen terug. Ik schrik als er een rode zweem door zijn donkerblauwe irissen flitst. 

Hij zwiept met zijn sneeuwwitte toverstaf en ik val hard op de grond. Ik slaak een pijnlijke kreet als mijn enkel wordt omgedraaid door de landing op het natte gras. Een onaangename glimlach speelt om zijn knappe gelaat terwijl hij boven me uittorent en ik zie een akelig idee in zijn donkere gedachtes opdoemen.

Mijn spanning en angst wordt weerspiegelt in het weer: donkere wolken pakken zich samen, alsof het hevig gaat onweren. De heldere, volle maan wordt verdrongen en de hemel ziet er plots een stuk minder helder en rustig uit.

Het wezen dat mijn moeder moet voorstellen kijkt me aan. De jongeman die zich Voldemort noemt maakt een sierlijke beweging met zijn staf en ze ziet er ogenblikkelijk schoon uit. Haar modderige kleding is vervangen door een lang, zwart gewaad en bruine haren vallen over haar schouders. Vanaf hier merk ik een witte, doffe schijn op in haar melkachtige ogen, eentje die ik vroeger ook op straat zag bij Molly, een dakloos en verwaarloosd meisje dat ongeveer even oud als ik was, maar dat niet het geluk had in het weeshuis te worden opgenomen omdat ze blind was geboren. De zusters vonden dat de aandoening een straf van God was en beschouwden haar daarom als een duivelskind. Soms speelden we samen, als ze niet ergens in elkaar werd geslagen door andere, oudere bedelaars die vreselijke dingen met haar deden of als ze niet ergens lag te sidderen van de Londense winterkou. 

De laatste keer dat ik Molly zag was twee jaar geleden toen haar sneeuwwitte lichaam met vodden bekleed, op de trappen van het grote bankgebouw lag. Ze was gestorven.

Plotseling richt Voldemort zijn krijtwitte toverstaf op mij, die op de grond ligt. Ik probeer niet al te angstig te kijken. Mijn lichaam voelt verschrikkelijk beurs aan van al die keren dat hij me talloze meters heeft weggeslingerd. 

'Voor ik het vergeet,' fluistert hij, 'gillen is zinloos. Iedereen, behalve om de één of andere reden jij, slaapt diep.' De irritatie in zijn heldere stem ontgaat me niet. 'De professors kunnen je niet helpen, niemand trouwens. Vertel mij wie je bent en waarom jij niet bent vervloekt!' Met scherpe stem voegt hij eraan toe: 'Misschien spaar ik je dan.'

Verschrikt kijk ik hem aan, maar weiger ik om genade te smeken. 

Was ik maar gewoon in bed gebleven, denk ik mistroostig.

Hij grijnst, maar er is niets warm aan. 'Dan niet', zegt hij opgewekt.

'Crucio'.

Mijn hoofd barst van de pijn en mijn lichaam voelt aan alsof er duizend messen worden ingestoken. En opnieuw, en opnieuw en opnieuw.

Een ijselijke, langgerekte gil verlaat mijn mond en ik kronkel, alsof ik de onzichtbare martelaars van mij wil afschudden. De vloek rijt tot in het diepste van mijn ziel en ik kan niet meer helder nadenken. Ik vergeet opslag alles. Mijn verleden, pijn. Mijn toekomst, enkel pijn. 

Ik verlang terug naar het wegslingeren.

Hij schreeuwt iets tegen me, maar ik versta hem niet. Wie is hij trouwens? Ik heb geen idee. Maak me gewoon dood, schreeuwt mijn verminkte hart tegen me. 

Oorverdovend gekrijs vult mijn oren en ik besef dat ik het ben die zo door het lint gaat. Heb genade, wil ik zeggen, maak me dood, maar het enige dat ik kan uitbrengen is het honderd decibels luide gegil veroorzaakt door de verschrikkelijke pijn die ik doorsta.

Plots stopt het.

Hevig nahijgend veeg ik mijn korte, blonde lokken van mijn natte gezicht. Ik tril over mijn hele lichaam en snik bij elke beweging. Ik kan me amper verroeren en mijn hoofd ligt in het natte gras. 

Een felle bliksemflits vult de donkere hemel en oorverdovende donder volgt nog geen twee tellen daarna.

'EN NU IS HET GENOEG!'

De hemel wordt donkerder en donkerder behalve zijn ogen: zij zijn nog even helder als daarvoor. Maar ze kijken bang, angstig.

Het enige geluid dat ik hoor voordat ik bewusteloos raak en in een zwarte slaap wegzink is zijn zachte stem die zegt:

'Amnesia'

life in a magical worldWhere stories live. Discover now