hoofdstuk 26

639 36 1
                                    

"OH, lieverd" mijn moeder omhelst me. "Ik was zo ongerust. Toen ik wakker werd in een brandende kamer en ik u niet kon vinden..." Ze geeft me nog een knuffel. Jace kijkt ons een tikkeltje verward aan. "Jace, dit is mijn moeder" zeg ik nadat ze me heeft losgelaten. "sorry dat ik me niet had voorgesteld Jace, het leek me het best als ik eerst om toestemming vroeg aan Haven" "het maakt niet uit mevrouw" antwoord jace met een lach. "dus... hoe gaat het met de strijd?" vraag ik na een lange en ongemakkelijke stilte. "Onze voorraden zijn bijna op dus we moeten ons terugtrekken" zegt mijn moeder. "Jace, kun jij het bevel geven?" Vraagt ze aan Jace. Hij knikt voor hij een kus op mijn voorhoofd plaatst en weg stapt. "Haven, het is het best als je even gaat liggen" adviseert mijn moeder me. Ze leidt me naar het bed. Plotseling haalt ze de lappen stof van mijn armen af en nu zie ik pas hoe hard de wonden zijn ontstoken. Ondanks de lappen stof vuil er toch door gekomen. De rand zit onder een soort smurrie. Het is gewoon te akelig voor woorden. Mijn moeder kijkt naar het verband "interessant" mompelt ze. Ze ziet mijn blik "dit verband is gedrenkt in een soort mengsel" legt ze uit. "Wat voor mengsel?" verward kijk ik naar de lappen stof. "Wel, aangezien je geen pijn voelde terwijl het wel zou moeten, denk ik dat het iets is tegen de pijn" ze legt de bebloede lappen stof opzij en pakt een witte doos met een rood kruis op. Ze pakt een flesje eruit en ik zucht. Dit gaat zo veel pijn doen. Ze giet de ontsmettingsalcohol op een doek en kijkt me aan. Ze gaat ermee over de wond en ik buit op mijn tanden om het niet uit te schreeuwen. Duizenden pijnlijke prikkels gieren door mijn lichaam. Ze pakt het verband en wikkelt het strak rond mijn wond. Nu mijn andere wonden nog.

Na 10 helse minuten is ze klaar met al mijn wonden. Overal zit een nieuw spierwit verband rond. "Rust nu maar uit. Over een paar dagen zou de pijn verdwijnen maar de littekens zullen hoogwaarschijnlijk blijven" ik knik als teken dat ik het begrijp en ik voel mijn ogen zwaarder worden met de minuut. Vlak voor ik in slaap val zie ik nog een glimp van Jace.

Het kort gras prikt in mijn benen. De muntgroene jurk die ik opeens aan heb, ligt netjes over het prachtig zomergroen gras. Mijn haar is gekamd en over het gras verspreid als een halo van donkerbruin haar. De geuren van bloemen vullen de lucht en het zacht zomerbriesje streelt mijn wangen terwijl de zon de omgeving in een prachtig licht baad. De vogels tjirpen vredevol en ik kan me niets herinneren. Alleen ik en de prachtige tuin bestaan. Er is geen verleden of toekomst meer. Alleen het heden. Ik sta rustig op. Het gras voelt warm en zacht aan. Ik zou hier wel eeuwig kunnen blijven. Het is net een droom. Misschien is dat het ook wel en word ik zo meteen wakker in de normale wereld. Het maakt niet uit. Soms lijkt het hier levensecht en soms als een droom maar meestal tussenin. Hoelang ben ik hier al? Uren? Dagen? Weken? Maanden? Of zelfs jaren? Ik heb geen idee en het maakt ook niets uit. Ik weet alleen dat ik nooit meer weg wil.

"Haven" een krakerige maar rustgevende stem laat me naar achter kijken. Ik staar recht in de ogen van de oude vrouw. Ze komt me bekend voor maar ik weet maar niet waarvan. Is ze een leerkracht? Of een dokter? Of misschien een familielid? Ik weet het totaal niet en eerlijk gezegd maakt het me niets uit. Deze plek is geweldig. Hier kan ik relaxen zonder te worden gestoord. De oude vrouw kijkt me nog steeds aan. Haar smaragdgroene ogen boren zich in de mijne. "Je moet terug gaan. Word wakker!" Zegt ze indringend. Ze schud me door elkaar waardoor haar zilvergrijs haar in de war geraken. Ik kijk haar vol verbazing aan. "Naar waar?" vraag ik uiteindelijk. Ze kijkt me angstig aan. Heb ik iets verkeerd gezegd. "Je moet terug gaan naar je soulmate" prevelt ze geschokt. "Wie?" vraag ik met een tikkeltje ongeduld. Wat bedoelt ze met 'mijn soulmate'? "Kun je je hem niet herinneren?" De vrouw klinkt geschokter met de minuut. Heel even, een fractie van een seconde lang, flitst er een beeld van een jongen langs. Het is eigenlijk meer een gevoel. Het gevoel van veiligheid en comfort. Maar net zoals het kwam, ging het en weer kan ik me niets herinneringen. Was er niet ergens een baby? Of beeld ik me dat gewoon in? Er flitsen weer een paar gezichten voorbij maar ze slippen door mijn vingers. Ik kijk om me heen maar de oude vrouw is verdwenen. Glimlachend stap ik verder door de tuin. Af en toe komt er een vlinder op mijn schouder zitten. Hij kleurrijke vleugels trekken de hele tijd mijn aandacht naar de bloemen. De woorden van de oude vrouw galmen door mijn hoofd maar steeds zachter en zachter. Haar gezicht wordt vager met de seconde tot ik me haar ook niet herinner. Iemand zei dat ik ergens naar toe moest, maar naar waar? Ik haal mijn schouders op. Waarschijnlijk heb ik het me verbeeld. Maar toch, vaag in de verte hoor ik iemand roepen. Haven. Het woord komt me vaag bekend voor. De stemmen worden steeds harder en de tuin vervaagd. Ik zie alleen nog maar zwart. Waar ik maar kijk, de duistere leegte kijkt me aan. Als een jager die zijn prooi besluipt. De leegte drukt harder op mijn schouders en ik val neer. Het voelt net alsof ik stik. De druk op mijn borst word steeds groter en ik heb het gevoel dat mijn ribben elk moment kunnen breken. Mijn ogenleden zakken naar beneden zonder dat ik controle heb. Een vredig gevoel giert door mijn lichaam voor ik verder de duisternis in zak. Een plotselinge schok maakt me weer wakker. Ik hoor de stemmen om me heen. "Komt het wel goed met haar?" vraagt een mannenstem. Zijn stem druipt van de bezorgdheid. "Ze is terug stabiel maar ik kan niets zeker weten." Antwoord een vrouwenstem. Wie zijn die mensen? Over wie praten ze? Duizenden vragen dwarrelen door mijn hoofd terwijl de stemmer met de minuut harder tot ze bijna oorverdovend zijn. Plotseling zijn de stemmen verdwenen. Het enige geluid dat ik nog hoor is het gebiep van een soort machine.

Zodra ik mijn ogen open sluit ik ze weer door de felle LED-lampen aan het plafond. Na een paar pogingen lukt het me om mijn ogen volledig te openen maar de felheid maakt het nog steeds moeilijk. Vermoeid sluit ik ze weer maar amper een seconde later sper ik ze open. Waar ben ik? Ik begin the hyperventileren, mijn hart bonkt als een gek en mijn hoofd bonsd. Een soort clip aan mijn vinger trekt mijn aandacht. De draad waaraan de draad vast hangt loopt maar een soort machine. Ik moet hier weg. Gehaast kijk ik naar de deur. Het is niet te ver van me. Ik probeer recht te komen maar mijn lichaam laat het niet toe.

Vol angst kijk ik naar de deur die opengaat. Een vrouw met donkerbruin haar komt binnen. De grijze plukken die door haar haar zijn verspreid glinsteren zilver. Ze kijkt me aan en laat het bord met eten vallen die ze blijkbaar vast had. Haar hazelbruine ogen kijken me aan met een mengeling van ongeloof en geluk. Het litteken dat van haar oor naar haar neus loopt lijkt op een normale witte streep. Alsof een kind met krijt over haar gezicht was gegaan. "Haven?" vraagt ze. Ik frons. Waar komt die naam me bekend van voor? De vrouw kijkt me nog steeds ongelovig aan terwijl een jongen komt binnenstormen. Hij heeft bruin haar en bruine ogen en mag ik toevoegen dat hij zo hot is. Ik voel een soort van band met hem maar ik weet niet waarvan. Hij glimlacht en ik smelt vanbinnen. Maar ik kijk ze toch nog steeds verward aan "wie zijn jullie?"

________________________
Vergeet niet om te stemmen op dit verhaal 😊

Whovians-in-hogwarts xx

Kidnapped Assassin's (Nederlands) (voltooid)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu