9.2

77 8 2
                                    

Hoe had Ethan me dit aan kunnen doen? Ik begreep het niet, ik vertrouwde hem. Hij vertelde me dat ik moedig was door hem te vertrouwen, hij had gelijk. Ik was moedig geweest door hem te vertrouwen, ik was een idioot geweest.

De hele weg waren de jongens stil. Behalve dat ze liepen wist ik niks van hun acties. Opeens stopten ze met lopen en begonnen ze te praten. 'We zijn er.' fluisterde een jongensstem die ik herkende als die van Ethan. 'Hou je krachten paraat, we moeten een portaal creëeren.' fluisterde een andere stem.

Ik voelde hoe de jongen die mij droeg me op de grond legde. Hij deed het nog best zachtjes voor een ontvoering.

Ik hoorde de jongens wat woorden mompelen en werd toen weer opgetild. De jongens begonnen weer te lopen. Het vreemde was dat het warme tropische klimaat ineens veranderde in een iets minder warm klimaat.

Ik wenste met heel mijn lichaam dat ik nu iets kon zien of iets kon doen, maar het kon simpelweg niet. Ik hoorde de vogels fluiten. Al vroeg ik me af sinds wanneer er vogels op het eiland zaten. Waren we nog wel op het eiland? Ik hoorde de jongens immers iets zeggen over een portaal.

Ik voelde hoe iemand zijn hand op mijn voorhoofd legde en een paar seconden later kon ik mijn ogen openen. Bewegen kon ik echter nog niet. Ik keek om me heen voor zover dat kom vanaf iemands rug. Ik zag een bos, geen palmbomenbos maar een echt bos.

Ik keek naar de jongen die achter me liep, Ethan. Met mijn ogen probeerde ik hem duidelijk te maken dat ik me wilde bewegen en dat ik vrij wilde zijn. Hij negeerde mee echter.

We kwamen aan bij een paleis. Niet zomaar een paleis, nee het leek wel alsof het door goden gemaakt was. Overal stonden tempels en watervallen liepen van de terrassen naar beneden in brede rivieren. Het leek wel alsof ze me rechtstreeks naar Olympus hadden gebracht.

De jongens liepen de stad in. We werden aardig nagestaard, wat niet gek was aangezien de jongens iemand bewegingloos over hun schouder droegen. Ik dus.

De mensen waren raar gekleed, ze droegen Griekse toga's. Wij waren dus buitenbeentjes.

We liepen het paleis binnen en meteen zag ik dat dit geen normaal paleis was. Dit paleis was puur wit, puur marmer en het straalde pure macht uit. Ik hoorde iemand praten maar buiten de jongens om zag ik niemand.

'Hebben jullie haar? Weten jullie zeker dat ze de juiste is?' vroeg een vrouwenstem. 'We weten het heel zeker.' zei een van de jongens.

Ze begonnen verder te lopen to ze in een nieuwe kamer kwamen. Ze draaide me om en zetten me op een stoel. Ik keek nu naar een groep mensen die allemaal aan een maanvormige, witte marmeren tafel zaten. Ze kwamen me vaag bekend voor, iets wat me nogal vreemd leek.

'Dus, wie hebben we hier? Moira Anderson. Ten minste je nieuwe achternaam is Aquanos toch?' vroeg een man aan me. Ik wist het niet en ik kon niet antwoorden. De man merkte het en knipte met zijn vingers. Ik kon nu behalve ademen en kijken ook praten.

'Moira is mijn naam, meer weet ik niet. Kunt u me alstublieft vertellen wat ik hier doe? Ik heb nog een oorlog om te vechten!'
Ik probeerde het zo beleefd mogelijk te laten klinken maar voor mijn gevoel schreeuwde ik zowat.

'Neem het ons niet kwalijk, we wisten niet dat je midden in een oorlog zat. Mijn zoon zal wel weer niet goed hebben nagedacht.' zei een vrouw die ook aan de tafel zat. Een van de jongens was dus haar zoon, Ethan?

'Je bent hier omdat ik met je moet praten.' zei een andere vrouw. 'Er is iets wat je nog niet weet, wij zijn de goden van de Olympus. Ook wel Griekse goden genoemd. En er is nog iets.'

Ik zag dat ze twijfelde maar ze ging toch verder met praten. 'Ik ben je moeder, Athena.' zei ze. Ik keek haar geschokt aan. Mijn vader was de meerkoning, mijn moeder de godin van de wijsheid? Welke verassingen stonden me nog meer te wachten?

Ze merkte dat ik geschrokken was want ze begon weer te praten. 'Het spijt me, ik had je niet zo moeten overvallen met dit nieuws. Zeker niet nu je midden in een oorlog zit.' zei ze aarzelend.

Ik zei nog steeds niets, ik wist niet goed hoe ik hierop moest reageren. Ik zag hoe Athena, mijn moeder, zuchtte. 'Als u mijn moeder bent, ben ik dan een halfgod?' vroeg ik haar. 'Dat klopt liefje.'

Ze begon nu dus al met koosnaampjes. Een poosje geleden was ik nog gewokn Moira Anderson, nu ben ik Moira Aquanos, Varlir, prinses en halfgod. Het moest niet gekker worden. 'Ik zou best willen blijven, ik heb nu ook niet bepaald een optie.' zei ik doelend op het feit dat ik mezelf nog steeds niet kon bewegen. 'Maar ik moet een oorlog vechten en aangezien ik de Varlir ben kunnen ze me niet missen.'

'Ah, ik snap het.' zei mijn moeder terwijl ze in haar vingers knipte. Ik kon me weer bewegen. Dankbaar begon ik mijn ledematen te bewegen. 'Veel succes met de oorlog, helaas kan ik niet veel voor je doen maar dit wel.' zei ze terwijl ze weer in haar vingers knipte. 'Je bezit nu de kracht van de wijsheid. Ik stel voor dat je daar ook wijs mee omgaat.'

Ze knipte nogmaals met haar vingers en een portaal verscheen. Aan de andere kant van het portaal kon ik de zee zienm ik bedankten haar en nam afscheid waarna ik vervolgens het portaal in stapte.

Ik voelde er niets van, binnen een stap was ik weer in Valeria. Ik draaide me om, maar het portaal was alweer verdwenen.

Ik rende naar de zee toe en dook toen onder. Mijn benen werden weer één en ik zwom terug naar het paleis, ze waren vast ongerust over me.

ValeriaWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu