1.1

266 21 12
                                    

Als ik mijn ogen open, vallen de straaltjes zonlicht mijn ogen in. Ik houd een hand net boven mijn ogen om er geen last van te hebben en kom langzaam omhoog.

Ik kijk om me heen. Wat doe ik hier? Mijn tenen begraven zich in het zachte zand van het strand waar ik nu op lig.

Achter mij staan palmbomen, een heel bos zelfs. Palmbomen? Die groeien toch niet in Nederland? Ik begon me een heleboel dingen af te vragen. Maar de meest dominante vraag was toch ''wat doe ik hier?''.

Ik stond op en begon een stukje te lopen. Ik besloot richting het bos te gaan, in de zee zou ik toch niet zoveel vinden.

Ik liep tussen de eerste palmbomen door en zag gelijk een kokosnoot hangen. Ik plukte hem, ik wist immers niet of ik hier ergens eten zou kunnen kopen. Zat ik eigenlijk wel in de bewoonde wereld? Tot nu toe wist ik niks zeker.

Ik had dan wel een kokosnoot, maar hoe zou ik hem open krijgen? Ik besloot om de tactiek te kiezen die het makkelijkst was met de middelen die ik had. Ik zou de kokosnoot uit een palmboom gooien en dat net zolang doen tot hij brak.

Ik probeerde in een palmboom te klimmen die mij goed genoeg leek. Fout. Zodra ik met mijn volle gewicht aan de palmboom hing, brak de stam en viel ik op de grond.

Volgende palmboom. Deze zag er sterker uit, dat bleek hij ook te zijn. Met alle kracht die ik bezat probeerde ik in de boom te klimmen, ik was niet sterk maar het lukte toch.

Toen ik eenmaal boven was bedacht ik me dat het slim zou zijn geweest om de kokosnoot mee te nemen. Ik kon mezelf wel voor mijn hoofd slaan, hoe kon ik nou weer zoiets doms doen?

Ik sprong uit de boom en landde, in tegenstelling tot mijn geklauter, sierlijk op de grond. Ik pakte de kokosnoot en stopte hem onder mijn hemdje.

Ik begon weer te klimmen, dit keer met meer moeite omdat ik een in de weg zittende kokosnoot had en ik al een keer in de boom was geklommen. Ach ik wist tenminste dat hij me hield.

Toen ik eenmaal boven was liet ik de kokosnoot vallen, geen scheurtje. Zat ik niet hoog genoeg? Of werkte het gewoon niet zo. Toen bedacht ik me dat ik, nu ik toch in een boom zat, best even om me heen kon kijken.

Ik kon niet alles zien maar ik zag wel veel water, zat ik op een eiland? Ik sprong weer uit de boom, iets minder sierlijk dit keer. Ik pakte de kokosnoot op en besloot dat ik hem best tegen een steen kon slaan. Ik zocht een mooie scherpe steen uit en begon te hakken.

Dat had ik beter niet kunnen doen. Na een paar keer met de kokosnoot op de steen te hebben geslagen liep de meeste kokosmelk eruit. Gelukkig was er nog een beetje, ik dronk het gulzig op. En er was kokos, ik haat kokos. Maar als je niets anders te eten hebt dan moet je het er maar mee doen.

Ik ging op de grond zitten en haalde kleine stukjes kokos uit de kokosnoot met een steen die ik net had gevonden. Die steen ging ik als zakmes gebruiken, hij was wonderbaarlijk scherp.

Nadat ik alle kokos op had stond ik op en nam de kokosnoot mee, misschien vond ik nog drinkbaar water.

Ik vervolgde mijn weg en na een tijdje te hebben gelopen vond ik inderdaad een klein meertje. Ik vormde met mijn handen een kommetje en begon te drinken tot ik echt niet meer kon.

Daarna pakte ik de kokosnoot en vulde hem met water. Na nog eventjes naar het meertje te hebben gekeken besloot ik terug te gaan naar het strand. Ik nam dezelfde weg terug. Ik had nog geen dier gezien, woonden hier eigenlijk wel dieren? Vast wel. En anders werd ik gedwongen om vegetariër te worden, daar had ik geen moeite mee want dat was ik toch al.

Het strand was bij mijn eerste indruk een stuk groter geweest, nu was het echter maar klein. Dat vond ik niet erg, zo had ik tenminste een beter overzicht van mijn omgeving. Het was, volgens mij, nog maar begin middag. Ik had immers geen tijd.

Ik besloot te gaan zwemmen, iets anders had ik toch niet te doen. Ik liep naar de zee toe. Ik voelde hoe de golven aan mijn benen trokken, smekend of ik toch kwam zwemmen. En dus gaf ik toe, met een sierlijke boog dook ik het water in. Ik kwam weer boven en zoog een teug lucht naar binnen. Daarna dook ik gelijk weer onder en keek om me heen. Ik had als een van de weinigen de gave om geen last te hebben van het prikkende, zoute water in mijn ogen.

Het was hier prachtig, er waren een hoop kleurrijke tropische vissen en een koraalrif. Ik zag ook een hele grote vissenstaart achter een rots verdwijnen. Dat zal ik me vast verbeeld hebben, het is ook zo warm hier.

Ik kwam weer uit de zee en merkte dat de zon al weer onder ging, blijkbaar had ik lang gezwommen. Ik sleepte mezelf naar de bosrand en ging liggen, tijd om te gaan slapen. Ik viel in slaap en kreeg een droom.

Een meisje zit eenzaam in een grauwe kamer, er wordt op de deur geklopt maar ze doet niet open. Ze staart alleen voor zich uit, in het niets. Ik schat haar op een jaar of 12. Uiteindelijk komt er een man binnen. Hij heeft zwart haar en een lange witte jas, een dokter. Zou het meisje in een ziekenhuis zijn? Vroeg ik mezelf af. De man kijkt haar met een sombere blik aan. Het meisje heeft nog steeds niet opgekeken, ze staart nog steeds voor zich uit. 'Moira, ik kan je helpen. Ik weet dat het traumatisch is om je ouders te verliezen, maar het helpt echt niet om alleen voor je uit te staren.' Nou weet ik dus hoe ze heet en waarom ze zich zo gedraagt. Arm kind. 'Je weet helemaal niks!' Schreeuwt ze naar hem. Ze kan dus praten. De man kijkt haar beduusd aan, ze kijkt hem echter nog steeds niet aan. 'Je gevoelens wegstoppen heeft geen zin.' Zegt hij op een verbazingwekkend kalme toon. Als het meisje weer niks zegt loopt hij de kamer uit. Het meisje blijft alleen achter en kijkt nu naar de deur, minachtend.

ValeriaWhere stories live. Discover now