19. Let me go!

291 18 1
                                    

Personages:

-Mariposa (ook wel Marie of Puntie genoemd)
-Anna (pleeg zusje van Mariposa)
-Gabriël (pleegbroer van Mariposa)
-Michael (Vriendje van Mariposa)
-Tirza (klasgenoot van Mariposa)
-Alice (was de beste vriendin van Mariposa's moeder)

P.O.V. Mariposa

'Laat me gaan!' Schreeuw ik. Gabriël komt al aan lopen en ziet me staan, helemaal nat. 'Laat haar met rust.' Zegt hij tegen Anna. Voordat ze het echt goed doorheeft, zijn haar handen door Michael vastgepakt. Ik kan langs haar glippen en ren naar de badkamer. Zo snel als ik kan draai ik de deur op slot en ga ik op de grond liggen, om te voorkomen dat ik val. 'Jij weet het dus ook!' Hoor ik Anna op de gang tegen Gabriël schreeuwen. Ik begin gauw met stomen, zodat als Anna voor de deur sta ik die zo kan opendoen. Wat me bij nader inzien geen goed plan lijkt. Dan zou ze zien dat ik helemaal droog ben.

'Als er niets is, laat me er dan in!' Schreeuwt ze. 'Laat haar met rust, Anna!' Schreeuwt Gabriël tegen haar. 'Waarom zou ik je erin laten, ik ben er helemaal klaar mee. Wat heb jij tegen mij? Wat wil je van me?' 'De waarheid.' 'En wat nou als je daar niet klaar voor bent?' Zeg ik op een bijna moederlijke toon. 'Ik ben er wel klaar voor.' Ik schud mijn hoofd, zonder dat het zin heeft. Want mijn hoofd kan ze niet door de deur heen zien. 'Anna, ik weet gewoon dat je er nog niet klaar voor bent. Gabriël weet het ook niet, ik heb hem hetzelfde verteld als jou. Dat hij er nog niet klaar voor was. Hij luisterde, wil jij dat ook doen. Kun je me vertrouwen? ' Ik heb geen idee waarom ik dit alles zeg. Niet alleen lieg ik tegen haar, ik geef ook nog eens toe dat ik een geheim heb. Wat is er mis met mij vandaag? Het blijft een tijdje stil op de gang. Ik denk dat ze weg is gelopen, terug naar haar kamer.

Voorzichtig draai ik het slot om en kijk ik om het hoekje. Er is niemand. Mooi. Zachtjes loop ik naar mijn kamer. Ik doe de deur goed dicht en begin in het boek te lezen. Ik moet toch een beetje informatie binnen krijgen, voordat Michael en ik vrijdag op zoek gaan naar een elfen heler. Ik moet proberen niet al te menselijk te doen, maar ik weet niet hoe. Ik ben praktisch een mens. Daarom begin ik in het boek over gebruiken te lezen, misschien steek ik er iets van op.

'Wat is de datum?' Vraag ik als ik die op een toets moet invullen. 'Vrijdag de...' Zegt Tirza, een klasgenoot. 'Dat maakt niet zo veel uit.' Valt de lerares haar in de rede. Het is al vrijdag! Vandaag gaan Michal en ik opzoek naar de heler. Ik heb elke middag en avond in het bos getraind. Elke ochtend heb ik uit mijn boek gelezen en van Anna heb ik gelukkig geen last meer gehad. Maar nu is het dus zover, ik ga een andere elf ontmoeten, één die niet weet wie of wat ik ben. Ik zal mijn mond moeten houden over mijn meerminnenkant, maar over mijn elfenkant kan ik openlijk spreken. Tegen haar dan, niet tegen iemand anders. Je weet maar nooit, misschien zijn er wel spionnen van de Uchawi daar.

'Klaar voor?' Vraagt Michael. 'Ja.' Zeg ik, maar eigenlijk wil ik helemaal niet. Er kan zoveel misgaan, zoveel kan er Michael overkomen. Een keuze heb ik helaas niet, ik moet dit doen, anders zal ik de Uchawi ooit aankunnen. Ik zucht en Michael kijkt me aan met een blik van: Kom op, je kan het, gewoon doorzetten. Ik word er een beetje zekerder van, maar toch blijft een deel van mij zeggen: Ga niet, er ligt gevaar op de loer. Ik weet niet waar ik nou naar moet luister, maar voor nu kan ik het beste gewoon naar de heler gaan. De rest komt vanzelf wel, hoop ik.

'Welke kant?' Vraag ik aan Michael als we bij een tweedsplitsing aankomen. De ene kant leid naar bossen, maar niet de bossen bij mij in de buurt. Dit zijn andere bossen, bossen ver bij mijn woonplaats vandaan. 'Links.' Zegt hij, terwijl hij die richting al inloopt. We gaan "de boskant" in. Het liefst zou ik vliegen, maar dat lukt me niet. Dat zou me te veel pijn doen. Als we in de buurt van het huisje zullen komen, moet ik mijn vleugels spreiden. Om "erbij"te horen, om niet op te vallen.

Plotseling stopt Michael. Wat is er, wil ik vragen, maar hij drukt zijn hand op mijn mond. Ik moet stil zijn. Ik kijk om me heen, maar zie niets wat er niet hoort te zijn. Michaels gezicht staat naar links gedraaid, dus ik draai mijn hoofd ook zo. Alsnog zie ik niets, wat is er toch aan de hand? Wat is daar? 'Marie.' Hij kijkt me aan en wijst naar een hutje hoog in de bomen, maar het is niet een heler die erop staat, het is een man. Hij draagt geen shirt en op zijn borst is een grote Uchawi tattoo getatoeëerd. Zachtjes proberen we verder te lopen, dit zal wel de grens naar de elfenwereld zijn. Ik spreid mijn vleugels, zodat als de man ons ziet hij zal denken dat we gewone elfen zijn, of ik in ieder geval. Het spreiden van mijn vleugels doet immens veel pijn, maar ik mag gaan kik geven. Ik moet stil blijven en doorlopen. 'Hé!' Roept de man. Nee! Hij heeft ons dus gezien. 'Identificeer jullie!' 'Ik ben Alice.' Zeg ik, ondanks dat ik weet dat de Uchawi haar heeft vermoord. Misschien weet deze man het niet. 'Achternaam?' Vraagt hij. Ik probeer me de achternaam van Alice te herinneren, wat was het? Car? Carp? Wat was het? 'Alice Carpeta!' Zeg ik opgelucht. En de jonge man? Ik kijk hem wanhopig aan. 'Een reisgenoot.' Zegt hij dan. 'Ik keer zo weer om.' 'Akkoord.' Ik kijk Michael aan en zie dat het goed is. Hij heeft er moeite mee, maar weet dat het moet. Ik geef hem een knuffel en neem de kaart in handen.

Ik loop over de zogenaamde grens. Ik probeer een blik te meiden, ik wil niet in zijn ogen kijken. 'Wat is er me je vleugel gebeurt?' Vraagt hij, hij klinkt bezorgd. Ik weet niet waarom. Hij klimt van zijn hut naar beneden en komt naast me staan. 'Ik weet dat je Mariposa bent.' Verschrikt kijk ik hem aan. 'Rustig,' Zegt hij, 'ik sta aan jou kant. De voorspelling zegt dat jij onze laatste hoop bent.' 'De voorspelling?' Verbaasd kijk ik hem aan. Welke voorspelling? 'Eeuwen gelden is er een voorspelling gedaan. Ik geloof dat hij zo ging: Niet magischen zullen komen, zullen nemen, zullen niet gaan. Een meisje wordt geboren, Mariposa is haar naam. Ze zal meer magie in zich hebben dan ieder die voor haar was. Zij zal de magische ralm redden en de niet magischen verslaan op de Waterpas.' 'Wat is de Waterpas?' Vraag ik, ik heb veelmeer vragen, maar deze lijkt mij het gemakkelijkst. 'In Farieposa, waar de meren elkaar raken.' Het wordt niet echt veel duidelijker, maar toch knik ik. 'Ik ben opzoek naar een heler, weet u waar ik een kan vinden?' Vraag ik, hij schudt zijn hoofd. 'Nee, maar wat ik wel weet is dat je voorzichtig moet zijn. Ik ben dan wel van de "goede" kant, maar veel zijn dat niet. De Uchawi heeft de bewaking overal verdubbeld, je vleugels vallen te erg op.' 'Mijn vleugels?' 'Ja, ze hebben de regenboog gloed over zich heen.' 'Wat is dat?' 'Dat betekend dat jij in een voorspelling staat beschreven, er bestaan vele voorspellingen, maar de Uchawi wil ieder die in een voorspelling staat beschreven doden.''Oh.' Ik weet niet goed wat ik nu moet doen. 'Kun je ze intrekken?' Ik knik en laat ze in mijn rug verdwijnen. Voor een paar tellen staart hij vol verwondering naar mij. 'Ik heb nog wel...'Ik kan hem al niet meer goed horen, hij zit boven in zijn hut. Hij komt met een setje bruine, verschrompelde vleugels aanzetten. Ik kijk hem verward aan. 'Ik wist dat jij hier een keer zou langs komen, ik heb er over gedroomd. Dit zijn vleugels die mensen van de Uchawi dragen, de magielozen.' Ik kijk hem aan, hij heeft dezelfde vleugels. 'Die zijn ook nep.' Zegt hij. 'En, ik dank u zeer, maar weet u misschien een goede identiteit die ik kan gebruiken?' Hij kijkt me even aan en opent dan zijn mond om wat te zeggen. 'Zeg dat je Marie Tree heet.' 'Marie Tree?' 'Zo heet mijn dochter, maar zij zit nu tijdelijk in de mensen wereld. Ze is net als velen opzoek naar jou. Zij staat aan de goede kant, ze wilde je waarschuwen, voor wat er komen gaat.' Hij plaatst de bruine vleugels op mijn rug. Ik bedank hem en loop weg. Op zoek naar de heler.

HiddenOù les histoires vivent. Découvrez maintenant