Hoofdstuk 1

62 3 2
                                    

Een frisse ochtendbries liet de gordijnen van mia's kamer wapperen. De zon stond nog laag en de maan was nog zichtbaar. De ochtendwind streek over mia's gezicht en moedigte haar aan om wakker te worden. Met tegenzin deed ze een oog open. De zon scheen fel op haar hoofd en gaf mia een vreselijke hoofdpijn. Kreunend ging ze overeind zitten. Ze sloeg de dekens van haar af en gooide haar benen over de rand van het bed. Ze keek haar kamer rond, het zag er weer even beroerd uit als altijd. Vanaf de woonkamer klonk gerommel, dat betekende dat haar moeder al wakker was. Ze stond op, pakte haar ochtendjas en deed de deur van haar kamer open. De gang werd verlicht door het raam, wat een "prachtig" uitzicht had op de stenen muren van de buren. Mia haatte het om door dat raam naar buiten te kijken. Als ze er doorheen keek voelde ze altijd alsof er niets spannends en leuks gebeurde in haar leven. Dat het enige in het vooruitzicht van haar toekomst net zo'n zelfde grijze muur was. Snel liep ze erlangs, en de trap af. Ze liep de woonkamer binnen en zag haar moeder in de weer in de keuken. Goedemorgen mam zei ze grommerg. Haar moeder keek op van haar omelet en groette terug. Goedemorgen brompot grinnikte ze. Mia gunde haar moeder een kleine lach en draaide zich toen om. Ze liep naar de tafel en ging zitten. Op de tafel stond een mok gevuld met hete thee, en de krant lag er keurig netjes naast. Mia grinnikte even, haar moeder wist altijd wat ze wou, op elk moment. Ze nam een slok thee en richte zich toen op het nieuws. Op de voorpagina stond in koeienletters: de duivel heeft zijn demons gestuurd! Geintreseert las mia verder. Het artikel ging over dat er steeds mensen verdwenen, en dat op de plaats delict steeds vreemde sporen werden gevonden. Zoals sleepsporen en diepe gleuven in de grond. Op elke plek werd ook altijd een briefje gevonden, vast aan de grond of muur gezet met een mes. Het mes had op het scherpe gedeelte bloed zitten, met het DNA van de gene die daar was meegenomen. Op alle briefjes stond een foto van de vermiste, met rood kruis er doorheen. Bij een paar gevallen was op de plaats delict ook een ander persoon gevonden. Die waren altijd bewusteloos, maar soms ook gewond. En een enkele man was dood aangetroffen. Er was een hele discussie gaande over wie het kon zijn en hoe ze konden voorspellen wie de volgende was. Er stond ook een kaart bij, eentje die liet zijn waar iedereen vermist werd. Mia bekeek het kaartje goed. Haar hard sloeg ondertussen wel een slag over, wat veel kruisjes. En ook nog zeer verspreid. Maar toen ze de bladzijde omsloeg schrok ze al helemaal. Ze liet de krant per ongelijk uit haar handen vallen, maar wou hem ook niet meer oprapen. Haar moeder kwam binnen, in haar handen had ze een dienblad met broodjes ei. Ze keek ongerust naar mia's gezicht. Wat is er liefje vroeg ze. Mia keek haar aan, het was duidelijk zichtbaar dat ze overstuur was. Ze pakte de krant trillend op en sloeg hem open op de goede bladzijde. Ze draaide de krant zodat haar moeder die goed kon zien. Haar moeder sprong bijna een meter naar achter van schrik. Gelukkig kon ze nog wel nog net de broodjes op hun plek houden. De hele bladzijde stond vol met vermiste mensen, minstens dertig man. Mia draaide de bladzijde om, en ook de achterkant, en de drie volgende bladzijdes stonden vol met vermiste mensen. Kinderen, tieners, volwassenen, bejaarden, en zelfs baby's. Boven elke bladzijde stond: als u een van deze mensen ziet meld het dan. Mia sloeg de krant dicht en smeet hem op de grond. Ik wil het niet meer zien zei ze zacht. Mia was nooit echt moedig geweest, sterker nog ze was voor heel veel dingen verschrikkelijk bang. Haar moeder legde het dienblad op de tafel, raapte de krant op en ging naast mia zitten. Wat als ik nou word gepakt vroeg mia. Of nog erger jij, ze keek haar moeder aan. Haar moeder zuchtte diep en pakte mia's handen. Dat er zoveel mensen worden vermist betekend niet dat iedereen aan de beurt komt. Ze glimlachte even. Je kunt niet blijven vrezen als er niets gebeurt liefje. Ze sloeg haar armen om mia heen. Maar als er toch iets gebeurt moeten ze eerst door mij fluisterde ze. Bij mij ben je altijd veilig. Mia glimlachte en knuffelde haar moeder terug. Het was echt waar, haar moeder was de beste van de hele wereld. Na het ontbijt ging mia naar haar kamer om zich aan te kleden. Het was er fris en koud. Het was ondertussen al begin middag. Toen ze aangekleed was liep ze naar haar raam. Ze stak haar hoofd naar buiten en keek naar de blauwe lucht. Daarna naar de vreselijke straten. Ze zuchtte, hoe kon ze hier nou goed leven. Alles was even hard en kleurloos. Ze wou alweer haar hoofd naar binnen steken toen ze iets hoorde. Er kwam iemand aanrennen. Het was een klein persoontje in de schaduw van de huizen. Hallo vroeg mia, wie is daar. De persoon stond stil en keek omhoog. Mia hoorde hem lachen. Hij stapte uit de schaduw in het licht van de zon. Mia slaakte een zucht, gelukkig dacht ze bij haarzelf. Hey jack zei ze tegen de jongen. Hey mia zei jack terug. Ik ben onderweg naar het meer om te zwemmen, heb je zin om mee te gaan? Ja leuk zei mia. Ik moet het wel even vragen, kom maar binnen. Mia rende naar haar kast en griste haar zwemkleding mee. Ze propte het in haar tas en pakte snel ook nog een handdoek. Ze rende de trap af, zo jack voorbij die hem net eindelijk beklommen had. Zuchtend liep hij weer naar beneden. Mia rende de woonkamer binnen. Mam mag ik gaan zwemmen in het meer met jack? Vroeg ze. Haar moeder stak haar hooft even uit de keuken. Ja hoor ga je gang zei ze. Maar wel voor het donker thuis. Ja dat weet ik mam zei mia. Oh mia wacht, nog een ding riep haar moeder uit de keuken. Mia draaide zich om en kon nog net een doosje opvangen. Verbaast keek ze haar moeder aan, daarna maakte ze het doosje open. In het doosje zat brood, koekjes en een raar fluitje. Mia pakte het uit het doosje. Wat moet ik daarmee? Vroeg ze. Haar moeder glimlachte. Als je in moeilijkheden zit moet je erop blazen en dan komt er heus wel iemand je helpen, geloof me. Oke... zei mia, ze haalde haar schouders op. Bedankt denk ik. Ga nu maar zei haar moeder. Ik hou je alleen maar op. Mia rende langs de tafel maar bleef toch even staan. Op tafel lag de krant. Misschien wil jack dit verhaal ook horen dacht ze. Ze twijfelde even maar griste uiteindelijk toch de krant van de tafel en deed hem in haar tas. Daarna rende ze naar de voordeur waar jack stond uit te hijgen. Wat is er vroeg mia, is de trap soms te stijl voor je? Jack grijnsde even en ging toen weer rechtop staan. Kom op, wie er het laatste is is een rot ei zei hij en begon te rennen. Niet eerlijk jij had een voorsprong riep mia en zette de achtervolging in. Maar wat ze niet merkten was dat vanaf het dak van mia's huis iemand hun na keek.

Monsters in het DuisterWhere stories live. Discover now