Vecht | hoofdstuk 2

342 3 0
                                    

2. HET LOT

Zoals gewoonlijk was ik weer helemaal doorweekt. Een winkel die mijn aandacht trok ging ik binnen. Dat zou degelijk een goede plaats zijn om me op te warmen, want ik was verkleumd tot op het bot. Mijn bruine, normaal krullerige haar was stijl en zat vol klitten door het slechte weer. Toen ik de deur van de winkel achter me sloot, kwam er een golf van warmte me tegemoet. Ik ontspande me een beetje.

Het was een vrolijk uitziende Gifts&bijoux shop, maar aan de kassa kon je ook sigaretten en lootjes voor verschillende soorten loterijen kopen.

Eigenlijk was het zó enorm stom dat ik dit ging doen. De kans op een prijs was relatief klein en daardoor was dit ook pure tijdverspilling.

Maar toch stond ik daar bij de toonbank, een lootje pakkend en het geld betalend. Dat geld dat ons gezin en familie goed kon gebruiken…

Toen ik buiten stond, had ik er alweer ontzettende spijt van. Maar toch begon die stupide nieuwsgierigheid op te spelen.

Snel glipte ik een kroegje in en ging dat aan de bar zitten krassen met mijn nagels. ‘’HELAAS!’’ stond er bij de eerste.

De barman vroeg of ik wat wilde. ‘Nee, bedankt,’ zei ik kortaf zonder op te kijken van mijn kaartje.  Ook de tweede zei ‘’HELAAS!’’

Dit ging alweer helemaal de verkeerde kant op,constateerde ik bitter terwijl ik voelde dat ik gefrustreerd op m’n onderlip beet toen ik aan de derde begon. Na deze nog de helft, dan had ik nog maar 50 procent met alleen de kaart, en waarschijnlijk 0,001 procent om naast zoveel andere mensen ook nog te winnen. Toen ook de vijfde ‘’HELAAS!’’ luidde, was alle hoop verdwenen. Ik had nog maar één kans over. Ik zuchtte. De barman had gezien hoeveel ik er al had gedaan. ‘Nou juffie, kras de laatste nou ook maar gelijk open. Je zal het nooit weten als je ‘m nu weggooit,’ zei hij toen ik bij de vuilnisbak stond, ervan overtuigd dat er onder de laatste exact hetzelfde stond als bij de eerste vijf. Ik snoof en liep gedwee terug naar de bar en kraste aan de laatste. Ik begreep niet waarom ik de letter W zag, want die zat helemaal niet in het woord helaas.

Mijn hart stond stil.

‘’U BENT DE WINNAAR VAN 10 MILJOEN POND!’’ zeiden de vetgedrukte zwarte letters. Ik las het nog drie keer, maar het drong niet tot me door. Dit was gewoon een hele slechte grap. De slechtste grap ooit.

In een razendsnel tempo vouwde ik het kaartje op en stopte het diep in de zak van mijn zo goed als versleten spijkerbroek, en rende zo’n beetje naar de deur. ‘Hé! Heb je nou nog wat gewonnen?’ riep de barman me na, maar ik was al te ver weg om nog te kunnen antwoorden. Zo snel mogelijk als ik kon rende ik door de stromende regen naar huis.

Eenmaal thuis vouwde ik het kaartje weer open. Mijn moeder zag het. ‘Kathy! Hoe háál je het in je hoofd om geld voor zoiets nutteloos uit te geven?!’ brieste ze. Ik draaide het kaartje naar haar toe. Haar ogen werden eerst groot, en puilden daarna bijna uit haar oogkassen. Het was geen gezicht. ‘I-i-is dat van jou?’ pruttelde ze. Ik knikte, bijna mechanisch. Ze staarde nog een tijdje naar de kaart en toen naar mij. Er waren intussen al drie kinderen bij haar gaan staan om haar aandacht te krijgen. Mijn tante kwam aangelopen. ‘Vanwaar al die commotie hier?’ vroeg ze. ‘Kathy heeft volgens mij een bijzondere kaart!’ zei de kleine Eric. Ze keek eerst naar het gezicht van haar zus, en zag toen waar ze naar keek. Tante Hilda’s ogen puilden daarna ook uit. ‘Doe me een lol en koop een huis ergens op het platteland hier ver vandaan, waar je alle rust hebt. Ik geef je wel een miljoen of twee.’ zei ik uiteindelijk, mijn eigen woorden niet gelovend. ‘Oh Kathy, het spijt me vreselijk dat ik zo tegen je uitviel. Je wilt niet weten hoe dankbaar ik ben! God heeft eindelijk onze gebeden verhoord en helpt ons nu!’ viel mijn moeder me van vreugde huilend om de hals.

God? M’n reet. dacht ik sarcastisch. Ik had het uiterlijk aan mijn moeder te danken- ik leek exact op haar- alleen de jongere versie ervan. Ze had net zoals mij bruin, krullend tot ongeveer de schouders, en donkergroene ogen met fijne gelaatstrekken. Alleen leken sommige dingen van onze karakters dus totaal niet op elkaar. Zij was heel gelovig, maar ik had nog nooit in dat soort klinkklare onzin als dat geloofd- zo noemde ik het namelijk. Toch deelde wel altijd mee aan de gebeden om samen met oudsten om de jonge kinderen het goede voorbeeld te geven.

Tante Hilda was ook begonnen met huilen, en ik kon mijn tranen ook niet meer bedwingen. Ik was zo blij dat ik mijn familie nu een goede toekomst kon geven- de volwassenen konden een opleiding volgen en een baan krijgen, en mijn zusjes, broertjes, neefjes en nichtjes konden nu hun studie betalen.

En ik kon nu eindelijk doen wat ik al zo lang wilde; naar Londen toe.

Het was tijd om m’n leven drastisch te gaan veranderen.

VechtWhere stories live. Discover now