17. opnieuw op de vlucht

2.7K 20 2
                                    

‘Mag ik de brief lezen?’ vroeg ik en ik stak mijn hand uit. Alberto gaf de brief en liep weg met zijn telefoon. Vera zat met een bleek gezicht op de bank. Ik pakte de brief en begon te lezen:

Het spijt me heel erg, ze bedreigden me en ze hadden mijn zoontje ontvoerd. Ze weten waar jullie zijn, ik hoop dat jullie op tijd weg kunnen komen.

Charlotte.

Ik keek geschokt naar de brief, ik kon niet geloven dat één van de verpleegsters dit had gedaan. Ze waren zo lief. Ik legde de brief neer en ik luisterde naar Alberto die iets in het Engels aan het vertellen was. Jasper kwam ondertussen ook de kamer ingelopen en hij keek bezorgd naar Alberto. Hij kwam net terug, dus hij wist nog niet wat er aan de hand was.

‘Wat is er aan de hand?’ vroeg hij. Ik gaf de brief aan hem, niet in staat om te praten. Hij las de brief snel door en liep toen naar Alberto. Ze begonnen te overleggen wat we zouden doen. Vera begon alvast met spullen inpakken en ik zat daar maar wat, omdat ik eigenlijk helemaal niets kon. Ik keek een beetje bang naar Jasper en Alberto. Ik dacht dat ik een auto aan hoorde komen, maar dat verbeeldde ik me vast alleen maar. Alberto en Jasper begonnen te schreeuwen, omdat ze het niet met elkaar eens waren.

‘Moeten we niet opschieten of zoiets?’ zei ik nerveus. Ze keken me allebei aan en knikten toen.

‘Het maakt niet uit wat we doen, maar we moeten hier weg.’ Zei Alberto.

‘Ja, maar van welke kant komen ze?’ zei Jasper, ‘Je heb hier alleen maar kleine weggetjes, dus als we ze tegen zouden komen, dan kunnen we niets doen.’

‘We moeten maar gokken, want als we hier blijven, gaat het sowieso fout.’ Zei Alberto. Jasper knikte en hij liep naar boven om Vera te halen. Ze kwamen beneden met wat spullen. Jasper liep voorzichtig via de voordeur naar buiten, maar de kust leek veilig te zijn, dus Vera en Jasper renden naar de auto en Alberto duwde mij in de rolstoel. Hij zette me in de auto en smeet de rolstoel achterin. Ik keek gespannen om me heen, maar ik zag niets verdachts. Alberto ging achter het stuur zitten, met Vera naast zich en Jasper zat naast mij.

‘Links of rechts?’ vroeg Alberto. Jasper haalde gestrest zijn schouders op. ‘Weet ik veel, kies jij maar.’ Alberto startte de auto, gaf gas en reed naar rechts. Ik keek bang naar Jasper. ‘Het komt wel goed.’ Fluisterde hij, maar ik wist dat hij alleen maar probeerde me gerust te stellen. We reden ondertussen het dorpje uit en we kwamen uit op een klein weggetje. We konden niet hard rijden, want er zaten allemaal bochten in het weggetje. We reden een paar minuten door totdat ik een auto van voren zag naderen. Ik hield bang mijn adem in en begon bijna te hyperventileren. Ik was in mijn hele leven nog nooit zo bang geweest! Maar Alberto reed stug door en toen we een meter of vijftien van de auto verwijderd waren, reed de auto naar de kant van de weg, maar het leek niet alsof hij ons wilde stoppen. Ook Alberto ging naar de kant van de weg en langzaam passeerden we elkaar. Ik haalde opgelucht adem en merkte ineens dat de tranen over mijn wangen stroomden. Jasper sloeg een arm om me heen en hij keek opgelucht. Ook Vera was opgelucht. Alleen Alberto bromde: ‘We zijn er nog niet.’

Dat was ook zo, maar toch was ik opgelucht. We reden verder en we kwamen geen problemen tegen, er waren geen passerende auto’s ofzo en uiteindelijk kwamen we uit op een snelweg. Nu leek ook Alberto opgelucht. Hij gaf gas en al snel waren we omringt door al het andere verkeer. Het schoot lekker op, we waren al snel een heel stuk verder. Op een gegeven moment kwamen we bij een afslag naar Parijs.

‘Gaan we naar Parijs?’ vroeg ik.

Alberto knikte. ‘We overnachten hier in een hotel en dan zal ik contact opnemen met de Franse en Nederlandse politie, want ik denk dat we best wat bescherming kunnen gebruiken.’

Eenmaal aangekomen bij het hotel kreeg Alberto een telefoontje, hij keek ernstig en liep een stukje bij ons vandaan. Hij gebaarde dat we even moesten wachten met het uitladen van de auto. Even later liep hij bijna blij onze kant op. ‘Goed nieuws!’ zei hij, ‘We kunnen overnachten in de Nederlandse ambassade.’

We keken elkaar verbaasd aan en we stapten de auto weer in. We reden naar de ambassade en nadat de auto en koffers waren gecontroleerd werden we binnengelaten. We werden naar het gastenverblijf gebracht. We brachten onze spullen naar binnen en we probeerden onze kamers te vinden in het grote gebouw.  Uiteindelijk kwamen we erachter dat er in het gastenverblijf iemand op ons wachtte die ons naar onze kamers zou brengen. Ik lag samen met Vera op een kamer en Jasper lag samen met Alberto op een kamer. Ik was mijn bagage aan het uitpakken, wat nogal moeilijk ging omdat ik nog niet helemaal goed kon lopen. Opeens hoorde ik een bekende stem. Ik draaide me om en zag dat Arnoud in de deuropening stond. Ik liep naar hem toe en gaf hem een knuffel.

‘Wat doe jij nou hier?’ vroeg ik verbaasd.

‘Ze hebben me hierheen gestuurd voor mijn veiligheid.’ Zei hij. ‘en jij dan?’

‘Ze zitten achter ons aan.’ Zei ik.

Hij keek me met een bezorgd gezicht aan. ‘Gelukkig ben je hier veilig. Waar waren jullie eigenlijk?’ vroeg hij. ‘We zaten ergens in Frankrijk. In een of ander klein dorp, in een boerderij.’ Antwoordde ik.

Ik ging op mijn bed zitten. ‘Hebben ze jou eigenlijk nog lastig gevallen?’ vroeg ik nieuwsgierig.

‘Nee,’ lachte hij, ‘ze hebben het natuurlijk wel geprobeerd, maar ik ben niet voor niets een undercoveragent.’

Mijn maag knorde en ik vroeg me af hoelang ik al niet had gegeten. ‘Hebben ze hier ook nog ergens eten?’ vroeg ik.

Arnoud lachte. ‘Beneden is de keuken, ik loop wel met je mee. Het kan best zijn dat er niets meer is, want het is al half negen.’

Ik pakte mijn krukken en hinkte achter Arnoud aan naar beneden. We kwamen uit in een grote, ruime keuken. Ik liep gelijk naar de koelkast toe en trok hem open. Er lag van alles in en ik pakte meteen wat kant-en-klare broodjes. Ik plofte op een stoel neer en begon het in recordtempo op te eten. Arnoud stond glimlachend naar me te kijken. ‘Wat?’ vroeg ik.

‘Niets.’ Zei hij, maar er zat nog steeds een grijns op zijn gezicht. Hij liep naar me toe en kwam achter me staan. ‘Je hele haar zit vol knopen.’ Zei hij terwijl hij er met zijn vingers doorheen probeerde te kammen. ‘Maar dat geeft niet. Je bent nog steeds even mooi.’

Ik kreunde inwendig. Nee hé, niet hem. Ik vond hem aardig, maar ik zag hem zeker niet op zo’n manier.

Ik stond op. ‘Ik denk dat ik maar eens naar de anderen ga.’ Ik pakte mijn krukken en hinkte weg. Ik vond Vera in een soort woonkamer, ze keek naar een groot tv-scherm.

‘Hey Emma.’ Zei ze. ‘Hoe gaat het?’

‘Ja, wel goed.’ Zei ik, terwijl ik naast haar kwam zitten. Opeens bedacht ik me dat ik het wel met Vera kon bespreken, zij was ten slotte ook een vrouw. En ik had gewoon even behoefte om met iemand gewoon gezellig te praten, niet alleen maar dat serieuze gedoe.

‘Eh Vera?’ vroeg ik aarzelend. ‘Ja? Wat is er?’ zei ze en ze zette het geluid van de tv uit.

‘Heb jij wel eens een jongen ontmoet die jou leuk vond, maar je vond hem niet leuk?’ vroeg ik.

Vera lachte. ‘Ja, meerdere. Waarom?’

‘Nou, Arnoud is hier.’ Zei ik aarzelend, ik twijfelde nu toch wel een beetje, maar Vera keek me afwachtend aan, dus ik besloot het maar gewoon te vertellen. ‘Ja, Arnoud is hier en ik denk dat hij me leuk vind.’

Vera lachte. ‘Maar jij vind Jasper leuk?’ Ik keek haar verschrikt aan. ‘Dacht je dat ik dat niet had gezien? Zo stom ben ik nou ook weer niet.’

Ik lachte ook. ‘Is het zo duidelijk?’ vroeg ik. Vera lachte weer. ‘Ja en aan Jasper kun je het ook wel merken!’ Ik voelde dat ik rood werd. Vond Jasper mij ook leuk?

Ik lag ondertussen in mijn bed en ik was nog steeds aan het piekeren wat ik zou doen. Ik durfde niet op Jasper af te stappen, maar ik wilde het wel. En als ik Vera geloofde, dan vond hij mij ook leuk. Maar dan is er ook nog Arnoud. Wat moet ik nou? Waarom is alles, echt alles in mijn leven zo ingewikkeld?

vanaf vandaagWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu