- XXXXIII -

1.3K 69 2
                                    

We kunnen een stukje naar de deur lopen voordat Adaira die opendoet. Een grote glimlach siert haar lippen. Ze maakt een reverence. 'Goedemorgen Sire' zegt ze.

We lopen naar haar toe. 'Goedemorgen' zeg ik.

Macaulay knikt kort. Adaira laat ons naar binnen lopen en sluit de deur achter ons. Het is een grote hal met veel hout. Ik kijk eens om me heen. Het is hier best groot.

'Welkom in ons huis' zegt Adaira glimlachend.

'Dank dat we bij je mochten blijven deze week Lady Adaira' zegt Macaulay.

'Natuurlijk, ik help graag.'

Er komt een jonge vrouw aanlopen. 'Miss' zegt ze, 'thee staat klaar.'

'Dank je' zegt Adaira.

Daarna kijkt ze ons weer aan, 'thee?'

'Graag' zeg ik zacht.

Ze loopt voor ons uit naar een grote zitkamer. De vrouw die zich voor heeft gesteld als Finola staat op. ze maakt een reverence. 'Uwe hoogheid' zegt ze.

'Lady Finola' zegt Macaulay, 'bedankt dat we hier mogen verblijven deze week.'

'Het genoegen is aan mij Sire.'

We gaan op de banken zitten. Macaulay houd zijn masker op. Zoals ik al verwachte. We drinken thee en Adaira ondervraagd ons over de reis en over een beetje mijn verleden hier. Opeens vraagt ze: 'Slapen jullie eigenlijk samen?'

'De wet zegt dat dat verboden is' zegt Macaulay, 'dus daar houden we ons aan.'

'Oké, ze is dus nog steeds...'

'Ja' zegt Macaulay snel, 'als de wet het zegt dan houd ik me daar ook aan.'

'Oké' zegt ze grijnzend, 'tuurlijk.'

Na de thee brengt Macaulay me naar boven. Hij draagt mijn koffer. Boven zet hij de koffer neer en duwt me meteen op het bed. 'Weer even alleen' fluistert hij terwijl hij het masker afdoet.

'Wanneer mogen we bij elkaar slapen van de wet?'

'Na ons huwelijk. En dan laat ik je nooit meer gaan.'

Ik giechel, 'en wat wil je vandaag doen? Blijven we hier?'

'Ik was van plan om naar jouw dorp te gaan. Of naar je oude huis.'

'We kunnen naar het bos.'

'Naar het bos?'

'Daar is een plek waar ik vaak kwam. En daar kun jij zonder masker lopen omdat er toch nooit iemand komt.'

'Oké, goed.'

Hij kust me nog eens. 'Ik hou van je' fluistert hij.

'Ik ook van jou.'

Een half uur later gaan we richting het bos. Als we een minuut hebben gelopen stop ik en draai ik me om. Ik wil zijn masker afdoen maar hij houd me tegen. 'Niet hier' zeg ik, 'niemand komt hier.'

'Heel zeker' vraagt hij.

Ik knik. 'Honderd procent, in het bos zouden enge monsters zitten. De meeste geloven dat nog steeds.'

'En jij niet?'

'Nee, ik kwam er al voordat het verhaal werd verteld. Daarom durfde ik wel.'

Hij knikt en laat mijn handen los. Ik doe het masker af en stop het weg in een tas die ik meenam. We lopen hand in hand verder. Ik geniet van alle geluiden. Van de ruisende bomen, het kabbelende water, de ritselende struiken en het getsjirp van de vogels. Na een tijdje komen we bij mijn favoriete plek. Een open grasveld waar allemaal bloemen groeien. Ik lag hier meestal als ik moest nadenken over dingen. Zoals wanneer ik was gepest door de meisjes uit het dorp.

Ik ga in het gras zitten. Macaulay kijkt me heel even verbaasd aan voordat hij naast me komt zitten. Ik duw hem achterover en ga naast hem liggen. 'Kwam je hier vaak' vraagt hij.

'Als ik moest nadenken, of net was gepest.'

Hij draait zich op zijn zij, 'jij zult nooit meer worden gepest. En je mag hier naar toe wanneer je ook wil. Als je het me maar meld zodat ik me geen zogen maak om je.'

Ik glimlach, 'dat beloof ik.'





the boy with the maskWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu