- XXXVII -

1.3K 77 13
                                    

p.o.v Macaulay

Ik laat Vanora los. 'Ik ga maar weer terug' zeg ik, 'ze kunnen me niet missen.'

Ze grinnikt en knikt. 'Tot morgen' fluistert ze.

'Zoete dromen' zeg ik terwijl ik nog een keer over haar wang strijk.

Daarna loop ik de kamer uit. Als ik de deur achter me heb gesloten komt Lileas de kamer ingelopen. Ze gaapt en wrijft in haar ogen. 'Moet jij niet in bed liggen' vraag ik.

Ze knikt zachtjes, 'ja. Maar is Vanora weer terug?'

Ik loop knikkend naar haar toe en til haar op. Ik draag haar de kamer in en leg haar weer in bed. Ze legt meteen haar hoofd op het kussen en sluit haar ogen. 'Zoete dromen' fluister ik terwijl ik de deken over haar heen leg.

Ze haalt diep adem en valt met een kleine glimlach in slaap. Ik ga naar beneden toe. Ik word ergens halverwege tegengehouden door Adaira. 'Uwe majesteit' zegt ze met een reverence.

'Lady Adaira' zeg ik met een kort knikje.

Adaira en haar moeder wonen wat verder het land in. In provincie negen om precies te zijn. Adaira's vader is gestorven door één van mijn vaders woede-uitbarsting. Adaira heeft mijn vader niet vergeven maar mij wel. Ze weet wat ik heb moeten doorstaan tijdens mijn vaders regeertijd.

'Ik wil graag helpen' haalt ze me uit mijn gedachten.

'Dat weet ik' zeg ik, 'maar ik vertrouw niet veel mensen bij haar.'

'Heb ik redenen om haar pijn te doen? Toen het vorige keer mis ging heb ik je geholpen.'

'Dat weet ik Adaira, en ik waardeer het echt. Maar ik wil haar eerst voorbereiden op de bloedmaan.'

Ze knikt langzaam. 'Blijf anders hier vannacht' zeg ik, 'dan stel ik Vanora morgen in alle rust aan je voor.'

Ze glimlacht, 'natuurlijk. Ik zie ernaar uit.'

Daarna loopt ze weg. Ik ga weer naar mijn oom toe. De rest van de avond loop ik rond en maak ik praatjes. Als iedereen naar huis gaat ga ik naar mijn kamer. Ik val neer op bed en val zo in slaap. De volgende ochtend word ik wakker gemaakt door Vanora.
'Goedemorgen' zegt ze glimlachend.

Ik ga rechtop zitten en merk nu pas dat ik mijn masker nog steeds op heb. 'Jij bent laat gaan slapen' zegt ze met een kleine grijns.

Ik doe het masker af en duw haar op het bed. Ze giechelt. Ik bijt zacht op haar lip en kus haar dan. 'Nu heeft iedereen me dus gezien' fluistert ze.

Ik kijk in haar prachtige ogen en knik langzaam. 'Wat gaan we nu doen?'

'Ik bereid jou voor op bloedmaan. Daarna zou ik je pas een aanzoek mogen doen.'

Ze knikt. 'En.. ehm... Mac... als we later... als we wat ouder zijn... wat... wil jij...?'

Ik lees haar gedachten snel en weet dan waar ze heen wil. Ze wil kleine baby's. Ik duw mijn lippen op die van haar. 'Dat komt later wel' zeg ik als ik weer even adem haal, 'eerst bloedmaan.'

the boy with the maskWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu