Harry Potter schrijfopdracht 5

Start from the beginning
                                    

Ik sta stil en neem even de tijd om alles in me op te nemen. De Griffoendors proberen iets moois te maken van de sneeuw en de Huffelpufjes maken sneeuwengelen. Waarom genieten zij zo van de sneeuw? Het is koud en als het op je smelt, ben je nat. Het is zelfs te koud om als regen op de grond te komen. Waarom genieten mensen daarvan? Ik veeg wat sneeuw weg als het op mijn gezicht dwarrelt. Ik zie nu wat meer Zwadderaars het plein op komen.

Als ik bekogeld word door een sneeuwbal, draai ik me gelijk om. Misschien had ik dat niet moeten doen, want ik kan nog maar net voorkomen dat de volgende in mijn gezicht komt. 'Fannah!' roep ik chagrijnig. 'Hou op!' Ik krijg nog een sneeuwbal tegen me aan. 'Ik háát sneeuw!' Fannah komt dichterbij en begint te lachen. 'Oh ja? Wat doe je hier dan?' Daar heeft ze een punt.

Ik wil bijna zeggen dat ik met haar meegegaan ben, omdat ik paniek voelde opkomen. Of om haar een plezier te doen. Maar als Fannah een sneeuwbal in haar gezicht krijgt, ik opzij kijk en zie dat het Alec was, weet ik dat ik meegegaan ben om mezelf een plezier te doen. 'Hé, kom niet aan mijn zusje!' roept Alec met een zogenaamde overbezorgde broerstem. Fannah bukt zich om een nieuwe sneeuwbal te maken, maar dan krijgt ze opnieuw een sneeuwbal tegen zich aan. Kyle staat grijnzend naast Alec te kijken en keurt zijn werk duidelijk goed. Hij schrikt op als ik een sneeuwbal tegen hem aangooi. 'Hé!' roept hij. 'Ik sta aan jouw kant!'

'Nu niet meer!' roep ik terwijl ik hem nog eens bekogel. 'Alec en ik tegen Fannah en jou!' Terwijl we bezig zijn, doen er steeds meer leerlingen mee. Zelfs de leerlingen die voorheen zover mogelijk uit mijn buurt bleven. Ik stop met rennen en sneeuwballen ontwijken als ik mijn voormalige vriendinnen door de gangen zie lopen.

Mallory, Pandora en Alexis hebben niet zoveel meer tegen me gezegd sinds ik tegen ze ben uitgevallen. Een dag nadat ik de ziekenzaal verlaten had, kwamen ze bij me zitten in de Grote Zaal. Alsof er niks gebeurd was. Alsof ze me niet keihard hadden laten vallen. Ik was bezorgd toen Fannah binnenkwam en ons vieren zag zitten, maar ze reageerde er niet echt op en ging een paar meter van ons vandaan zitten. Toen ik mijn drie "vriendinnen" duidelijk had gemaakt dat we geen vriendinnen konden zijn, omdat we het concept "vriendschap" duidelijk anders zien, was ik bij Fannah gaan zitten. Ze zei eerst niks, waardoor ik bang was dat het haar niets kon schelen wat ik deed. Ik was bang dat ik misschien wel vriendinnen wilde worden met haar, maar zij niet met mij. Maar toen ze zei dat zij mij nooit aan zou doen wat zij mij aangedaan hadden, wist ik dat het goed zat tussen ons.

'Probeer je soms te verliezen?!' roept Fannah lachend als ze voor me staat. Ik ben te langzaam en kan haar sneeuwbal niet ontwijken. Als ik haar wil raken, ontwijkt ze het snel en rent ze weg. Vlakbij een groepje Zwadderaars blijft ze staan, draait ze zich naar mij toe en steekt ze haar tong uit. Als ik een sneeuwbal naar haar gooi, bukt ze zich snel en belandt de sneeuwbal tegen de rug van een van de Zwadderaars. Fannah probeert haar lach in te houden, steekt opnieuw haar tong naar me uit en rent dan snel weg. Als de jongens zich omdraaien, weet ik me geen houding te geven.

'Ik wist dat je een Zwadderaar moest zijn,' zegt de jongen die ik bekogeld had. 'Anders had je me niet in mijn rug geraakt.' Gelukkig zie ik zijn mondhoeken lichtjes omhoog krullen, waardoor ik weet dat hij niet boos is. 'Ik probeerde mijn vriendin te raken,' mompel ik. Op het moment dat ik dat zeg, weet ik dat het een beetje ongeloofwaardig klinkt, aangezien Fannah nergens meer te bekennen is. 'Liegen,' zegt een van de jongens die naast hem staat. 'Jup, zeker een Zwadderaar.' Ik sla mijn armen over elkaar en kijk de jongen aan. Hij ziet ernaar uit alsof hij heel zelfverzekerd is. De oude Zwadderaar in mij komt weer omhoog. 'Liegen?' zeg ik grijnzend. 'En niet met de eer strijken dat ik een groepje hogere jaars aangevallen heb, zonder dat zij dat doorhadden?'

De jongen weet heel even niet meer wat hij moet zeggen. De jongen die ik per ongeluk bekogeld had, slaat zijn vriend op zijn schouder en lacht. 'En gedist door een Zwadderaar die een jaar lager zit.' De jongen schudt de arm geïrriteerd van zich af en kijkt mij aan. 'Jij durft wel, hè? Een hogere jaars uitdagen.' Mijn grijns wordt breder. 'Moet ik nu bang voor je zijn, omdat je toevallig een jaar eerder geboren bent dan ik?' Een andere jongen uit het groepje zegt: 'Berend, je weet toch wel wie dit is? Dit meisje is nergens bang voor.' Ik denk aan de verhalen die over mij verteld zijn. Veel leerlingen vinden mij een soort van cool, omdat ze weten dat ik het kasteel uit ben geslopen terwijl dat niet mocht. Omdat ze denken dat ik een Dementor opgezocht heb en het nog maar net heb overleefd. Ik wil weg hier.

Verhalen schrijfwedstrijdWhere stories live. Discover now