Opdracht 2

22 1 3
                                    

Dit is mijn inzending voor opdracht 2 van de schrijfwedstrijd van Britt_NYD. Het gaat verder in het genre fanfictie en over Spartacus. Als "waarschuwing" kan ik je meegeven dat je dit verhaal misschien niet zou moeten lezen terwijl je aan het eten bent, als je begrijpt wat ik bedoel. 

Er was een maximum gesteld van 1000 woorden. Mijn verhaal heeft 1000 woorden.

Dit is mijn inzending.

----  


Dit is niet de eerste keer dat ik in een kar zit en me laat voortbewegen door paarden. Echter is dit wel de eerste keer dat ik mijn best doe om niet verloren te zijn. Als ik naar mijn lotgenoten kijk, is het moeilijk om sterk te blijven. Zes andere meisjes zijn onophoudend aan het snikken. Ik kijk naar het meisje dat tegenover mij zit. Haar haren zijn nat van het zweet en hangen als een wirwar van slierten langs haar hoofd. Haar wangen zijn nat van de tranen. Echter is haar aanblik samengesmolten met de stank van zweet, ontlasting en angst niet het enige dat me misselijk maakt. Als haar tranen van haar wangen rollen en worden opgevangen door haar blote benen, stralen er langzaam slierten bloed naar beneden. Snel wend ik mijn blik af.

Het zevende meisje in dit hopeloze gezelschap is niet aan het jammeren, maar houdt zich net als ik stil. Ik kijk naar haar bruine haren die aan haar nek vastgekleefd zitten. Ze ziet er eerder geërgerd uit dan bang. Als haar ogen de mijne kruisen, herinner ik me haar naam en waar ik haar van ken. Haar naam is Zaya, de dochter van de smid uit ons dorp. Ons oude dorp, want nu zijn we op weg naar Rome om als slaaf verkocht te worden.

Haar ogen houden de mijne even vast, maar dan wendt ze haar blik af en kijkt ze naar de houten vloer van de kar. Ik doe hetzelfde. Het is duidelijk te zien dat er niet veel moeite is gedaan om een goed functionerende kar in elkaar te zetten, want het hout is gebarsten en de spleten zijn te groot. Ik kan het pad onder ons voorbij zien gaan. Het zou me niets verbazen als de kar uit elkaar zal vallen.

Als een van de houten wielen over een grote kei heen rijdt, lijkt de kar het bijna te begeven. Het meisje dat naast mij zit valt hard tegen mij aan, waardoor er een aantal misselijkmakende geuren mijn neus binnendringen. Ik moet me inhouden om niet over te geven als ik haar bloed op mijn eigen been zie. Het meisje tegenover haar kan zich echter niet meer inhouden. De geur van vers uitgespuugd braaksel lijkt een soort kettingreactie te doen ontstaan. Zelfs Zaya en ik kunnen onze magen niet sterk genoeg meer houden.

De ijzeren ketens voelen zwaar aan mijn polsen en voeten. De misselijkmakende geur en de pijn lijkt me bijna te overmeesteren en net voordat ik bij het punt ben om te besluiten om er niet meer tegen te vechten, stopt de kar. Het doek wordt opzijgeschoven en ik knijp mijn ogen dicht om de felle zon buiten te sluiten. De Romein begint bijna te kokhalzen, waardoor zijn gezelschap begint te lachen. 'Weet je zeker dat je één van deze wil hebben?' De man houdt een lap stof voor zijn neus als hij antwoord geeft. 'Ik doe mijn ogen wel dicht.'

Ik krijg het ijzig koud.

~~~

'Weet je nog wat ik je beloofde?' vroeg de Romein. Ik doe mijn best om niet te kokhalzen door de stank die van hem afkomt. Het ruikt naar ontlasting en zweet. Ik geef geen antwoord. 'Spreek!' Als hij me een harde klap tegen mijn wang geeft, voel ik dat het begint te tintelen. Binnen een paar seconden heb ik een tweede klap te pakken. Ik voel hoe mijn slappe benen het begeven en klamp me vast aan de tafel voordat ik op de grond stort. Ik kijk om me heen, alsof mijn twee beste vrienden me zouden kunnen zien. Alsof ze niet net als ik veroordeeld zijn tot slaaf. Niemand kan me zien en niemand kan me horen. Ik ben alleen in de geïmproviseerde tent met de Romein.

Als hij begint te lachen, word ik overmeesterd door kippenvel. Ik slaag erin mezelf omhoog te trekken aan de tafel en zie dan een ijzeren dolk in de hoek liggen. Terwijl ik nieuwe kracht door mijn lichaam voel stromen, neemt mijn instinct het van me over. Terwijl ik de vieze aanwezigheid van de Romein steeds dichterbij voel komen en hij zijn hand op mijn dij legt, klauwen mijn handen naar de dolk en steek ik hem achteruit. De Romein begint te schelden en legt zijn hand op zijn arm. Als ik me omdraai en naar de dolk kijk, zie ik een rode substantie op het puntje zitten. De nu bebloede hand van de man gaat naar zijn zwaard, die in de holster van zijn uniform zit. Terwijl hij doorgaat met schelden en het zwaard uit de holster trekt, haal ik opnieuw naar hem uit. Het zwaard valt in het zand en terwijl hij bukt om het op te rapen, steek ik de dolk in zijn middel. Het uniform is niet genoeg om hem te beschermen en ik voel hoe diep de dolk gaat. Alsof ik bezeten ben, haal ik de dolk uit zijn lijf en steek ik hem opnieuw. En opnieuw. Net zolang totdat ik de kracht uit hem voel sijpelen. Dan haal ik de dolk voor de laatste keer uit zijn lijf en gooi ik hem in het zand.

Ik doe mijn best om niet over te geven. Ik word niet alleen misselijk van de geur en het aanzien van de dode Romein, maar meer omdat ik het niet erg vind wat ik gedaan heb. Ik kijk naar de dode Romein en voel me opgelucht. Vrij. Ik zak door mijn knieën en raap het zwaard op.

'Zorg voor een stevige houding,' had Duro me gezegd. 'Voel je één worden met het zwaard,' hoorde ik Agrons woorden opnieuw.

Er zijn nog twee Romeinse mannen over. Kan ik ze allebei aan, of zal ik sterven in mijn poging om echt vrij te worden? Er is maar één manier om daarachter te komen. Ik zal moeten vechten voor mijn eigen vrijheid en dat van mijn lotgenoten. We zullen onze vrijheid herwinnen.

Ik hoop dat de Goden voor deze ene keer met mij zijn. Ik bid.


Verhalen schrijfwedstrijdWhere stories live. Discover now