22

48 1 0
                                    

Mijn grote, overvolle koffers stonden klaar in de kleine inkomhal. Mijn ouders keken mij onzeker en bezorgd aan nadat ze zagen hoeveel ik meehad. Mijn broer daarentegen, had een grote glimlach op zijn gelaat. Hij was blij dat ik mijn dromen zou waarmaken, dromen die ik al jaren had gehad, maar nooit het juiste moment vond om die waar te maken.

Ik had nog vele landen willen bezichtigen, zowel binnen als buiten Europa. Ik had al enkele veelvoorkomende reizen, zoals de buurlanden, al gedaan, maar nu wou ik landen zoals Finland, IJsland en Zweden bezichtigen. Het leken mij enorm mooie landen die ik graag eens gezien wou hebben. 

Ik nam mama in een stevige omhelzing en stelde haar gerust. Ik had haar vaak genoeg beloofd dat ik dagelijks zou proberen om hen te bellen zodat ze gerust waren dat alles oké was met mij. Ik kon begrijpen dat ze bezorgd waren als hun ongeneeslijk zieke dochter alleen zou gaan reizen, zonder dat zij er controle over konden hebben. "Ben je zeker dat het gaat lukken als je zo alleen bent?" Vroeg ze me nadat ze mij had losgelaten en mijn schouders vastnam. Ik trok mijn mondhoeken op en knikte eenmalig. "Ik ben niet helemaal alleen." Stelde ik haar gerust.

Aangezien ik niet lang met de auto kon rijden was ik, of eerlijk gezegd mijn broer, intensief opzoek gegaan naar een chauffeur die voor mij wou rijden. Deze zou na een bepaalde tijd gewisseld worden, zodat niet eenzelfde persoon weken lang met mij zat opgescheept. Dat had ik, noch de chauffeur, kunnen volhouden. Ik had het jammer gevonden dat ik dan niemand zou hebben waarmee ik al die dingen kon delen, die nog tot jaren nadien erover zou kunnen vertellen, zodat niemand mij zou vergeten. Maar jammer genoeg kon het leven, of beter gezegd de maatschappij, dat niet toelaten.

Mijn ouders konden het zelf fysiek niet meer aan om urenlang in de auto te zitten, rond te wandelen en ongepland ergens te gaan logeren. Ook ik zou er moeilijkheden mee hebben, maar pijn was altijd zwaarder dan vermoeidheid. 

"Wat als er iets gebeurd met u? Of je word zieker?" Vroeg mama bezorgd. Ik glimlachte zwak. "We zijn niet het enige land met ziekenhuizen he, mama." Grinnikte ik. Ik richtte mij tot mijn papa en omhelsde hem. Hij was nooit echt de man geweest van de vele woorden, eerder van de vele daden. Hij leek dezelfde gevoelens en gedachtes te hebben als zowel mama als mijn broer, maar hij uitte ze veel minder dan zij deden of hadden gedaan. Hij had mij stevig omhelst, alsof hij schrik had om geen afscheid meer te kunnen nemen alvorens ik zou bezwijken aan deze ziekte. 

"Brigitte, wat als we geen afscheid meer kunnen nemen?" Haar stem klonk zo angstig en gebroken dat ik bijna zou thuisblijven om haar een plezier te doen. Uiteindelijk was dat niet de bedoeling geweest. Ik moest dit doen voor mezelf. Ik moest kunnen genieten van alles dat ik nog kon en mocht. Ik moest het nu doen, nu het nog lukte, want tegen het einde aan zou het fysiek onmogelijk zijn. En ik was al moe geweest, ik had niet het gevoel dat ik zwaarder nog zou aankunnen, maar ik zou mij er moeten doorloodsen. Ik zou mijn best moeten doen om zo lang mogelijk in leven te blijven, zodat mijn omgeving niet te vroeg afscheid moesten nemen.

Mentaal was ik altijd een heel sterk persoon geweest, ik kon veel verdragen, maar fysiek was helemaal het tegenovergestelde. Als kind kon ik uren liggen huilen nadat ik mijn vinger had verbrand. Mijn broer had mij er toen mee uitgelachen, maar hij was dan mentaal weer zwakker dan ik waardoor ik hem snel wist te kleineren en hij stopte met mij uit te lachen.

"Mama, ze is hooguit drie maanden weg. Ze moet hiervan genieten, het is haar laatste kans." Ik keek mijn broer dankbaar aan. Hij had ooit zelf op het randje van leven en dood gestaan, waardoor het voor hem makkelijker was om mij te begrijpen. Nadat hij zijn leven weer had opgepikt had hij beseft dat er nog vele dingen waren die hij nog wou doen en dat hij niet wou overlijden aan drugs. Iets wat alle harten van de personen in zijn omgeving zouden breken. In tegenstelling tot mij, was hij wel heel erg sociaal en had hij vele vrienden die oprecht om hem geven. "Geniet alsof je doodgaat, zus. Zo heb je er meer aan." Een brede grijns was zichtbaar op zijn gelaat. Ik lachte en nam hem in een stevige omhelzing. "Zie maar dat je die moppen spaart tot ik terug ben. Ik zal het nodig hebben na al die maanden alleen door te brengen." Zei ik hem nadat ik hem had losgelaten en mijn jas van de kapstok nam. "Wie zegt dat je niet zult lachen?" Vroeg hij met een geheimzinnige grijns op zijn gezicht. Ik haalde mijn schouders op en nam de kleinste koffer in mijn hand. "Die chauffeurs zullen zo grappig niet zijn zeker." Concludeerde ik, al had ik hen nog nooit ontmoet.

"Zusje, ik heb ze uitgekozen dan kan je er toch zeker van zijn dat ze grappig zijn. En geloof mij, deze zijn echt grappig." Zei hij vastberaden.

Met een lach hief ik mijn koffer op en wachtte tot mijn broer enkele zou oppakken om die mee naar de auto te dragen. Hij bleef mij reeds met een grijns op zijn gezicht aankijken terwijl hij zich vooroverboog om de uittrekbare handvat vast te grijpen en die met zich mee te rollen. Net voordat ik de deur wou openen keek ik hem aan. "Waarom grijns je zo?" Vroeg ik hem nieuwsgierig. Als het kon had zijn grijns nog groter geworden, waardoor ik nog nieuwsgieriger werd dan voordien. "Zomaar, doe die deur nu maar open." Met een nog steeds vragende blik draaide ik mij om en trok de deur open. "Waarom doe je zo?" Vroeg ik hem alweer nieuwsgierig nadat ik hem weer aankeek. Hij grinnikte en haalde zijn schouders op, waarna hij gebaarde dat ik naar buiten moest.

Ik zette voorzichtig één voor één mijn voeten van de drempel en zocht naar de auto die mij doorheen de landen zou begeleiden, samen met de chauffeur. Ik schrok tevens van de chauffeur die uitstapte en zijn rechterarm op het dak plaatste en zijn linkerarm op de openstaande deur. Ik zette mijn koffer neer en keek mijn broer aan, die nog steeds met diezelfde grijns stond toe te kijken. "Dag Eric!" Riep hij vrolijk terwijl hij mij voorbij liep met mijn koffers om die in de auto te leggen.

Ik was blij geweest, enorm. Als er één ding was geweest dat ik het liefste wou, was het hem mee hebben op reis. Dan was het om hem drie maanden lang 24/7 in mijn bijzijn te hebben en de dingen te doen die ik nog zo graag wou doen. 

Toch had ik mij hier nog enorm veel vragen bij gesteld. Hij had het tot enkele dagen geleden niet geweten dat ik weg ging, en zijn reactie leek te oprecht om te geloven dat hij er al van wist door mijn broer. Tevens zou het bijna onmogelijk zijn om op enkele dagen tijd verlof te kunnen vragen, zeker voor langere periodes, dus moest hij er wel iets van weten. Maar zou hij de man geweest zijn om mij zo voor te liegen? Zou hij zelfs wel toegestemd hebben om het te doen als ik niet voor zijn deur had gestaan? Ik kon niet geloven dat hij een hele reis met iemand zou doorbrengen die hem aan de deur had gezet en niet wist wat die van hem wou. Zo was hij niet.

Maar hoe was het dan?

De laatste maandenWhere stories live. Discover now