17

70 2 0
                                    

Ik leek niet de moed of de kracht te hebben om mij om te draaien, hem aan te kijken of zelfs nog maar te antwoorden. Ik was blij dat ik deze foto nu in mijn handen had, al had ik het geluk van hem te kunnen zien, mezelf niet kunnen gunnen. Mijn geluk zou resulteren in zijn verdriet en dat wenste ik hem niet toe. Hij had een goede, laatste herinnering aan mij overgehouden op de laatste dagen dat ik nog goed was, daar moest hij zich aan houden. Alleen zo zouden we beiden gelukkig blijven. Of toch iets wat daarop leek. "Sorry, Brigitte. Ik weet dat je mij liever niet had gezien." Zijn stem kraakte. Ik kon aan zijn stem horen dat het hem pijn deed, dat hij zoveel andere dingen wou zeggen maar dat ik hem tegenhield, zonder echt iets te zeggen. Ik had hem achtergelaten met woorden die hard waren binnengekomen, niet alleen voor hem, maar ook voor mij.

De woorden van de dokter waren nog niet goed tot mij doorgedrongen. Ik had het geprobeerd te ontleden, te aanvaarden, maar het was mij niet gelukt totdat Eric aan mijn deur stond en ik hem moest vertellen dat ik aan deze ziekte zou doodgaan. Dat ik niet meer zoveel tijd had zoals ik had gehoopt. Eric had mij de mooie kant van het leven laten zien, maar dat kon niet meer het geval zijn nadat ik dat te horen had gekregen. En al zeker niet als mijn leven nog maar enkele maanden zou duren.

Ik zette de fotokader terug op de kast en ademde diep in en uit. Ik had niet geweten hoe ik zou reageren als ik hem weer zou zien. Dat ik in de ogen zou kijken die mij ooit zo liefdevol hadden aangekeken. Of ik misschien weer naar de woorden zou verlangen die mij zo goed hadden laten doen voelen, misschien verlangde ik het nog steeds. Misschien had ik meer schrik om die liefde weer te voelen, de liefde die ik niet meer wou krijgen. Of misschien had ik schrik dat de behandeling mij zo moe had gemaakt dat ik geen liefde meer kon voelen, dat ik niets meer voor hem voelde en ik hem daarmee niet wou kwetsen. Al was toch mijn grootste schrik dat hij niets meer voor mij zou voelen. Ik had altijd een grote dwang gehad om me goed te voelen als ik in zijn buurt was, om mij mooi te kleden, om mooi te zijn. En nu ik dat niet meer was, was de kans gegroeid dat hij dat ook niet meer vond. 

Ik draaide me voorzichtig om, met mijn ogen op de grond gericht. Hij had zijn gewoonlijke schoenen aan, degene die al zo versleten waren dat ik hem al meermaals had gezegd dat hij nieuwe moest kopen, maar waarvan hij bleef zeggen dat ze veel te goed zaten om die weg te gooien. 

Ik raapte mijn moed bijeen en hief mijn hoofd geleidelijk op. De drang om rechtstreeks in zijn ogen te kijken was te groot om te kunnen weigeren. Ondanks dat de emoties als golven over elkaar vloeiden, diep in mijn hoofd en hart, bleef mijn blik strak en neutraal. Ik had zoveel kunnen en willen zeggen, maar geen woord was juist genoeg om te kunnen gebruiken. Om mij te excuseren voor wat ik hem had aangedaan, al had ik er geen spijt van gehad. Of om hem te verklaren waarom ik dit deed, maar ook dat was al duidelijk genoeg geweest. 

In tegenstelling tot ik, die elke seconden had gevochten met elke gedachten die ronddwaalde, leek hij gerust. Met een brede, maar toch voorzichtige, glimlach had hij mij aangekeken. Alsof ik voor hem niets was veranderd, of dit een vervolg was op ons daten die ik had stopgezet. Ik had misschien wel harder gevochten tegen wat ik dacht en voelde, dan hij deed en dacht over mij. Ik was lang niet meer de vrouw waarmee hij was beginnen daten, dus die glimlach, die oogverblindende, warme, uitnodigende glimlach, had ik niet verdiend.  Niet door een man als hij.

Zijn mondhoeken krulde geleidelijk weer naar beneden en ik zag hoe zijn ademsappel op en neer ging door het slikken. Eindelijk leek hij te twijfelen. Leek hij mij lang genoeg aangekeken te hebben om hetzelfde over mij te denken zoals ik deed. 

Ik wou rechtstaan en weggaan, maar hem tonen hoe zwak en onstabiel ik was, was het laatste dat ik wou. Ik wou niet dat hij mij vol medelijden zou aankijken of de nood zou hebben om mij te helpen, terwijl ik dat helemaal niet wou. Ik draaide mijn ogen van hem weg, zuchtte, en zocht weer naar de woorden of daden die mij vooruit konden helpen. Ik kwijnde hier weg van schaamte, en ik leek niet de enige te zijn.

Al begon hij weer te glimlachen, en grinnikte hij ook even, van zodra ik hem weer aankeek. Een frons vormde zich in mijn wenkbrauwen. "Waarom lach je zo?" Vroeg ik hem. Hij zette zich met zijn schouder tegen de deurstiel en kruiste zijn armen. "Je vecht harder met jezelf dan tegen mij." Merkte hij op. Ik keek hem strak aan, in de hoop dat ik geen emotie kon tonen dat hem zou kunnen aanwijzen dat hij gelijk had. "En je vergeet hoe prachtig je werkelijk bent." Ik liet mijn romp zakken en haalde mijn ogen van hem af. Ik had alweer verloren van zijn woorden, maar deze keer wou ik dat niet laten zien. "Eric, Patrick wacht op u." Roger kwam binnen en keek Eric strak aan, die op zijn beurt knikte, iets uit de kast nam en weer vertrok. Ik keek Roger dankbaar aan en volgde hem weer naar de vergadertafel om bij de groep aan te sluiten. 

Na enkele uren was het genoeg voor mij geweest. Mijn lichaam was doodop en smeekte om rust. Ik had meteen mijn broer gebeld, die mij zou komen halen. Hij had de rolstoel uit de auto genomen, terwijl ik alle moeite deed om de trap af te wandelen en hem commandeerde dat hij die moest wegsteken, aangezien ik Floor en Femke zag terugkomen van een interventie. "Ben je alweer weg?" Vroeg Floor die was uitgestapt en mijn richting uitkwam. Ik glimlachte zwak en knikte. "Het is genoeg geweest voor vandaag. Ik ben enorm moe." Verklaarde ik, waarop ze knikte en mij omhelsde.

De deur van de inkomhal, achter mij, vloog open waarna vele ex-collega's naar buiten kwamen gelopen en op Floor en Femke riepen dat zij hen moesten volgen. "Wat is er aan de hand?" Vroeg Floor geschrokken. "Eric is neergeschoten, we moeten bijstand bieden." Riep Roger net voordat hij zijn auto instapte. Ik schrok en bleef verstijfd staan, terwijl mijn broer naar mij kwam gelopen om mij te ondersteunen. "Eric is neergeschoten." Zei ik hem en gooide mijn arm rond zijn schouders om gedeeltelijk op hem te kunnen steunen. "Ik heb het gehoord." Zei hij zacht. Ik zuchtte en keek hem aan. "Ik bel straks wel om te horen hoe het met hem gaat." Stelde hij mij gerust. Ik glimlachte zwak en hees mezelf de auto in, waarin ik vrij snel in slaap viel door de enorme vermoeidheid.

De laatste maandenWhere stories live. Discover now