Hoofdstuk 28

3.5K 289 80
                                    

27 januari 2010

Ik krijg een pistool in mijn handen geduwd. 'Schiet.' zegt mijn vader.

Mijn handen trillen. De zweet breekt mij uit. Wat? Wat? Wat!

'Ik laat je kiezen.' zegt mijn vader met zijn grijze ogen strak op mij gericht.

Langzaam loopt hij een rondje om mij heen. We staan in de trainingszaal. Niemand is er. Mijn vader heeft iedereen een half uur eerder weggestuurd.

Mijn vader stopt voor mijn neus. 'Je bent nog te zwak.' zegt mijn vader, terwijl hij het veiligheidshendel van het pistool af haalt. 'Ik heb een opdracht voor je.' Hij kijkt me analytische ogen aan. Zijn glimlachende gezicht is een façade. Bedrog.

'Ik wil, dat je mij neerschiet of vertrekt -hij duwt het pistool in mijn handen- en drie maanden wegblijft.'

Ik bijt op mijn tong om mij te weerhouden vragen te stellen. Zodra ik dat doe mag ik mezelf dakloos verklaren. Ik weet, dat mijn vader mij niet probeert bang te maken. Ik heb het namelijk meegemaakt.

Ik vroeg om mijn moeder. Zoals altijd.

Telkens als ik iets over haar wilde weten, zorgde mijn vader ervoor, dat ik het niet meer afvroeg. Of ook maar dacht aan mijn moeder. Hij wilde haar uit mijn geheugen wissen, maar zonder succes. Dat wist ik. Dat wist hij.

Ik breng het pistool met trillende handen omhoog. Adem in. Adem uit. Adem in. Het pistool is nu tussen de wenkbrauwen van mijn vader gedrukt. Zijn gezicht verandert van een kleine glimlach naar een grijns.

Ik kijk hem met een troebele blik aan.

Dit wil ik niet.

Opeens schiet mij iets te binnen. Ik draai het pistool om en druk het op mijn eigen voorhoofd.

Klik.

Ik staar mijn vader aan. Hij kijkt mij woedend aan. Ik gooi het pistool op de grond. 'Tot over drie maanden.' zeg ik kil, en loop de trainingszaal uit zonder hem een blik waardig te gunnen.

'Dus Musa Medici en mijn broer gaan een serum ontwikkelen?' vraag ik aan Adem. Ik sta in de keuken ons avondeten voor te bereiden. Het is alweer twee uur geleden, dat ik het nieuws over de merkwaardige samenwerkingsovereenkomst tussen mijn broer en meneer Medici kwam te weten. Ik ben nog steeds in shock toestand. Hoe kan dit mogelijk zijn? Waarom werkt mijn broer met hem? Waarom precies hij?

'Ze zijn al bijna klaar, maar het gaat niet om een serum. Ze gebruiken de publiciteit als dekmantel. Hun doel is veel groter, dan een serum die je een aantal jaar langer laat leven.' zegt Adem, spottend over hetgeen wat in mijn ogen levensreddend kan zijn, terwijl hij druk op z'n mobiel aan het typen is.

'Wat bedoel je met hun doel is veel groter? Je doet net alsof er elk moment een wereldramp kan uitbreken.' zeg ik geïrriteerd door zijn geheimzinnigheid.

Adems lippen vormen zich tot een streep. 'Vergeet het. Het zijn jou zaken niet, Ela.' zegt hij met een finale stem.

Ik zit net een tomaat voor in de salade te snijden. 'Hoe bedoel je het zijn mijn zaken niet!' zeg ik, terwijl ik mijn zelfbeheersing niet probeer te verliezen.

'Zoals ik het zeg. Laat het met rust, Ela. Het is niet alsof je iets kan betekenen in je huidige sta-' maar hij stopt halverwege zijn zin.

'Nee vertel Adem, vertel.' zeg ik uitdagend, terwijl ik mijn grip op het mes verstevig. 'Ik bedoel maar toch? Wat kan een zielig klein meisje als ik, voor jou -de allemachtige Adem- betekenen? Hè!' roep ik spottend, net op het moment, dat ik een tomaat doormidden snijd.

'Au!'

'Ela?! Wat is er?' vraagt Adem gealarmeerd.

'Er is helemaal niets Adem! Dat is het nou juist! Er is niks!' schreeuw ik dubbelzinnig.

'Ik wil gewoon íets weten. Ook al is het iets kleins. Ik weet helemaal niets! En jij, jij-' zeg ik geëmotioneerd.

Ik barst in tranen uit. En ik schrik. Ik schrik van mezelf. Waarom huil ik? Sinds wanneer ben ik zo zwak?

Adem loopt naar mij toe en pakt mijn hand vast. Een lelijke diepe snee ontsiert mijn wijsvinger. Het donkerrode bloed staat vreemd in contrast met de helderrode kleur van de tomaten.

Ik zie een frons vormen op Adems gezicht. 'Het doet geen pijn.' zeg ik wanneer ik opmerk, dat Adems serieuze uitdrukking niet veranderd.

'Nee Ela. Het doet pijn. Daarom is het beter als je nu niks weet.' zegt hij op stalen, maar zachte toon.

'Ik ben niet blind, Ela. Ik weet het, maar het is niet goed om alles te weten. Ik ken je beter dan je denkt. Je bent geen slecht persoon.' zegt hij, terwijl hij mijn ogen gevangen houdt.

'Ik weet het, want ik ken jou. Ik weet, dat je op een sneeuwwitte avond, je eigen jas aan een dakloze had gegeven. Ik weet, dat je stiekem meer huur betaalde dan Aylin om haar lasten te verminderen. Ik weet, dat je op je vrije ochtenden met de buurjongen mee naar school liep, omdat zijn ouders dat nooit deden.' zegt hij, terwijl hij mijn adem beneemt.

'Ik weet het. Ik begreep het nooit weet je. Dat je altijd weer bij je vader terugkwam. Ondanks alles wat hij deed. Ondanks zijn onuitputtelijke haat tegenover jou. Jij kwam terug. Telkens weer terug bij hem. Je gaf hem meer respect dan hij verdiende. Meer liefde dan hij verdiende. En daarom mag je het niet weten. Ik wil je geven wat je verdient, maar ik weet voor het eerst in mijn leven, niet of ik je dat kan geven.' zegt Adem met een sombere blik.

En ik stop met ademen.

Zwart Wit GrijsWhere stories live. Discover now