Hoofdstuk 19

6.9K 311 49
                                    

Axel en ik zijn teruggelopen naar de appartementencomplex om zijn voertuig op te halen. Volgens Axel was het sneller om naar een eetplekje te rijden. Hij hield niet van snel eten. Meneer moest er echt voor zitten en elk hapje proeven. Typisch Axel Bronn. Als ik iets wist van Axel, dan was het wel dat hij egoïstisch was. En dan bedoel ik op elk vlak. Tenminste elk vlak die ik tot nu toe heb mogen zien van de heer Bronn hemzelf. Wat heeft jou zo gemaakt Axel?

'Ik ga daar echt niet op zitten.' zeg ik koppig met mijn armen over elkaar heen geslagen. Axel kijkt mij geïrriteerd aan. 'Doe niet zo kinderachtig Ela. Ga er gewoon op zitten.' zegt Axel zuchtend terwijl hij zijn helm vastmaakt. Ik slik en kijk onrustig naar het monsterlijk voertuig. Hij moet weer een motor hebben. Waarom God? Waarom ik?

Ik slik weer en probeer de hartkloppingen in mijn keel te negeren. 'Ik heb er geen goede ervaringen mee ja.' zeg ik bot.

Ik huiver als ik terugdenk aan mijn eerste ontmoeting met Adem. 'Wil je liever naar binnen, want dat kan ook. Ik begrijp best dat je bang bent. Je bent tenslotte een klein bang meisje toch?' zegt Axel uitdagend met een zelfingenomen glimlach.

Jij! Jij! Ik kijk hem woedend aan. 'Ik haat je.' fluister ik, terwijl ik de andere helm uit zijn hand graai. Ik hou boos de helm vast en stampvoet naar de motor. Om Axel te irriteren ga ik expres middenin zitten, zodat er geen ruimte meer overblijft voor Axel. Ha! Axel krijgt een ondeugende blik in zijn ogen en rolt zijn schouders naar voren en achteren. 'Dacht je dat je me zo kon weerhouden?' zegt Axel geamuseerd.

Ik zie hem naar mij toelopen en langzaam op het kleine stukje zadel achter mij zitten. Zijn hele lichaam perst tegen het mijne aan, vanwege het gebrek aan ruimte.

Ik voel het bloed naar mijn wangen stijgen. Hij pakt langzaam mijn heupen vast en knijpt er zacht in. Vervolgens duwt hij mij met gemak naar voren. Ik probeer ruimte tussen ons te creëren, doordat ik mij verreweg van comfortabel voel. Ik voel me verstikt. Axel mag ik, kan ik niet vertrouwen. Hij heeft in het verleden ook bewezen, dat hij een onbetrouwbaar stuk afval is.

Het lijkt net of hij mijn gedachtes leest, want hij verstevigt expres zijn greep op mij waardoor ik tegen zijn borstkas wordt aangeperst. Ik voel zijn spieren. Ik voel zijn ademhaling. Je zou denken, dat dit op mijn zenuwen werkt, maar nee. Ik raak van slag door het ritmische geluid van zijn hart. Zijn hartslag heeft een angstaanjagend effect op mij. Ik voel vertrouwen. Ík vertrouw Axel. Hij is na Adem de meest onbetrouwbare persoon, maar toch. Toch vertrouw ik hem. Adem in. Adem uit. Ela! Adem in.

Om de intense sfeer te verbreken kuch ik en verbreek het contact door naar voren te schuiven.

'Laten we gaan.' zeg ik zacht. Ik voel kort Axels lippen op mijn kruin. Voordat ik kan reageren heeft Axel al de helm van mij overgenomen en op mijn hoofd gezet. Ik schrik ervan. Niet vanwege het contact, maar door zijn oprechtheid. Het overspoeld mij. Zijn tederheid raakt mij bijna. Met de nadruk op bijna.

Axel en ik staan in de overvolle pizzaria op onze bestelling te wachten. Dankzij Axels vriend hebben we een klein tweepersoonstafeltje weten te bemachtigen. Het is erg warm binnen, maar ik vind de drukte -in tegenstelling tot Axel- niet erg. Ik heb in de loop der jaren gemerkt, dat vele mensen niet houden van drukte. Velen vinden eigenlijk mensenmassa's vreselijk. Bedrukt. Plakkerig. Te warm. Te veel prikkels. Ik niet. Nee.

Ik hield van kleins af aan al van drukke plaatsen. Winkelcentra. Openbaar vervoer. Markten. Ik hield ervan, omdat de drukte de zeurende pijn in mij remde. Nog steeds remt eigenlijk. Welke pijn denk je dan? Je zou gelijk denken aan fysieke pijn toch? Zeurende fysieke pijn, maar dat is het niet. Nee. Het is niet fysiek of tastbaar. Helaas. Het gaat niet over met een antibioticakuur of een bepaald medicijn. Ook is er geen remedie voor dit zeer specifieke, maar toch zo aspecifieke gevoel. We hebben het over het gevoel van eenzaamheid. Ik ken het. Ik ben het.

Ook al had ik een vader. Ik was eenzaam. De mensenmassa's. De moeders met huilende kinderen. Ouderen met rollators. Het verlichtte me. Het hield mij bezig. Weet je waarom? Ik vroeg mij altijd weer hetzelfde af. 'Zijn zij net zoals ik? Zijn zij ook eenzaam, maar niet alleen. Of hebben ze het geluk om alleen te zijn, maar niet eenzaam?'

Het is verwarrend. Ik weet het. Maar alleen zijn betekent niet altijd eenzaamheid. Ik heb, ik had een vader die ervoor zorgden, dat deze synoniemen werden verhelderd. Door hem kon ik weten, voelen wat anderen niet begrepen. Niet voelden. Ik voelde, namelijk eenzaamheid. Nu heb ik eindelijk een medicijn gevonden tegen mijn pijn. Mijn broer leeft. Zolang hij leeft, zal ik in leven proberen te blijven. Ik moet en zal hem vinden.

'Elanur?' zegt Axel. Ik schrik wakker uit mijn gedachten. 'Ja?' zeg ik beduusd. 'Gaat het?' vraagt Axel. 'Ja.' zeg ik net op het moment dat er twee geurige mozzarella pizza's aankomen. Ik ben alweer in gedachten verzonken als Axel de ober bedankt. Na het eten, ga ik. Ik ga hem vinden.

Zwart Wit GrijsWhere stories live. Discover now