Hoofdstuk 9

10.2K 287 52
                                    

Meneer Medici en ik zijn eindelijk aangekomen bij het Meds. gebouw in Oost. Ik had er niet op gerekend, dat meneer Medici, twee bodyguards zou meenemen. Mooi is dat. Waar maak ik mij druk om? Dat is Adems probleem.
Ik sta nu precies op het punt zoals Axel mij geïnstrueerd heeft. Er is niemand te bekennen en meneer Medici kijkt me wantrouwend aan. Regel 2: De tijdsduur bepaalt je levensduur. 'Meneer ik ben bang. Kunnen we niet beter de politie bellen?' vraag ik op angstige toon. Natuurlijk weet ik, dat hij de politie er niet bij gaat halen. Dat had hij wel eerder gedaan als hij het van plan was. Ik probeer hiermee tijd te rekken en de vertrouwen van meneer Medici te stabiliseren. Hij geeft mij een geruststellend schouderklopje. 'Ik wil, dat je me wat beloofd mijn kind.' zegt de oude man op serieuze toon. 'Maar natuurlijk meneer. Ik doe alles voor u.' zeg ik onderdanig. Hij kijkt me glimlachend aan. 'Dit blijft onder ons. Ik heb vijftig jaar gedaan om Meds. op te bouwen. Zulke incidenten zijn niks vergeleken met wat ik destijds heb moeten doorstaan. Dus beloof me-' Meneer Medici kijkt me strak aan. 'Dit komt de publiciteit niet in.' Ik kijk hem quasi-verward aan. Door dit soort fouten raken mensen zoals u hun leven kwijt. 'Ja meneer. Ik begrijp het.' zeg ik uiteindelijk op zachte toon.
Voor ik het weet worden er bommen gegooid. Mistbommen. Ik moet weg, dit is mijn teken. Ik ren richting het ziekenhuis, zodat ik niet gedesoriënteerd raak. De mist wordt dikker en dikker. Ik weet, dat ik het ziekenhuis niet op tijd haal en laat me op mijn knieën vallen. Ik draag weer dezelfde zwarte hakken, een strakke donkerblauwe kokerrok die tot m'n knieën valt, een witte overhemdbloes en een bijpassend sjaaltje. Ik werk snel en trap mijn hakken uit, zodat ik beter grip heb met mijn blote voeten. Ik scheur mijn rok, waardoor ik een zijsplit krijg en meer speling om te bewegen. Tenslotte bind ik de sjaal om mijn mond om de rook enigszins te kunnen filteren. Laag blijven Ela. Blijf laag. Ik tijger mezelf naar een muurtje van het ziekenhuis. Ik hijs mezelf weer op en ben me bewust, dat er geen heisa ontstond. Dat maakt de situatie alleen maar merkwaardiger. Ik herschik mijn grijze sjaaltje en loop dicht langs het muurtje richting wat ik denk de voorkant van het ziekenhuis is.
Opgelucht, dat ik mezelf uit de rook heb weten te redden kijk ik om me heen. Voor ik het weet wordt ik van achteren gegrepen. Instinctief probeer ik mezelf te verdedigen. Om te voorkomen, dat ik gil voel ik een grote sterke hand over mijn mond glijden. Citrus. Brandhout. Regen. Eindelijk realiseer ik me wie mij vasthoudt en ik ontspan. Adem. Hij draait mij naar hem om en kijkt me geamuseerd aan. Hij gebaart, dat ik stil moet zijn en pakt me bij mijn bovenarm vast. Ik haal pas opgelucht adem wanneer we in de auto zitten. Adem zit achter het stuur en ik zie, dat hij er erg kalm uitziet. Nonchalant rijdt Adem met een hand op het stuur weg. Net alsof we niks verkeerds gedaan hebben. Net alsof we niet vijf minuten geleden een onschuldige oude man, de val in hebben gelokt. Ik word misselijk en merk dat ik zelf de reden hiervoor de reden ben. Net zoals vroeger.
In beladen stilte rijden we naar Adems appartement. 'Je zou me naar huis brengen.' zeg ik droogjes. Adem stapt uit en houdt mijn deur open, wachtend totdat ik uitstap. Kun je lang wachten. Adem ziet, dat ik geen enkel poging doe om uit te stappen en haalt me hardhandig de auto uit. 'We moeten praten Ela.' zegt hij verklarend en zijn intense blik op mij gericht als ik mezelf aan de auto vastklamp. Een zwakke poging om de luxe ontvangstruimte niet binnen te gaan. De weg naar zijn appartement. De weg naar zíjn huis. Het huis van dat monster. 'We hebben genoeg gepraat Adem. Ik wist niet, dat het mogelijk was je meer te haten dan ik al deed, maar toch verras je me weer. Ik haat je Adem. Elk vezeltje, dat ik bezit haat je.' zeg ik op wrange toon.
'Ela asjeblieft.' zegt Adem op lage toon. Ik laat geschrokken de auto los. Asjeblieft? Zei hij dat? Adem kijkt me serieus aan. 'Dit gesprek kan niet wachten.' zegt hij bijna smekend.

Ik kijk hem aan. Zoekend naar iets van bedrog. Maar hij lijkt oprecht. Té oprecht. Ik loop wantrouwend achter hem aan richting zijn appartement. Eenmaal bij zijn appartement klikt de deur achter ons dicht en dan pas dringt het tot me door. Het dringt nú pas tot mij door. Adem Duke heeft dezelfde training als ik gehad. Mijn kijk op Adem verandert in een fractie van een seconde. Oh nee. Ik moet nú weg. Ik kijk hem schaapachtig aan. 'Adem. Wat wilde je me vertellen.' zeg ik op onschuldige toon. Ik loop langzaam naar achteren. Richting de deur. Hij kijkt zo door mijn façade heen en hij werpt mij een scheve glimlach toe. 'Je bent er net. Wil je nu al weg kléine Ela.' Ik slik. Kleine Ela. Alleen m'n vader gebruikte die bijnaam voor mij. 'Je weet genoeg over mij Adem. Stop met spelen. Ik weet, dat je mijn verleden kent. Mij beter kent dan wie dan ook.' zeg ik hees.  Hij loopt naar me toe en ik sta stokstil. Ik mag niet laten zien, dat ik bang voor hem ben. Hij houdt een kleine afstand tussen ons in. 'Maar Ela, ik hou van spelen. Heb je dit onderhand niet door?' Hij neemt nog een stap naar voren. Mijn instinct zegt me weg te rennen. Zo hard als ik kan. Zo ver als ik kan. Maar ik hou me aan de Regels. Zijn ogen kleuren donkerder en ik merk, dat dit alleen gebeurd als hij genadeloos wordt. Met zijn woorden. Die door mij heen snijden als scherp glas. Glas, dat op het eerste gezicht oogverblindend is. Zo mooi en helder als diamant. Maar diamant is hard als steen. Glas niet. Als glas eenmaal gebroken is, is het onherstelbaar. Kleine stukjes glas. In honderd. In duizend. In miljoen stukjes versplintert. Haarscherp. Ik bal mijn vuisten. Ik voel het bloed in mijn hoofd ruizen. 'Het is tijd, tijd dat je me verteld wat je hebt gedaan. Tijd, dat je stopt met bedriegen en liegen. Tijd dat je de waarheid verteld.'
Mijn onderlip begint te trillen en ik probeer het te verbergen door uitdagend naar hem te glimlachen. Mijn roze lippen krullen zich tot een zelfgenoegzaam glimlachje. 'Aan wie? Aan jou?' vraag ik spottend. Hij kijkt me intens aan. Zijn grijze ogen bijna zwart. Twee donkere tunnels waarin ik verdwaal als ik erin kijk. 'Aan jezelf Ela. Het is tijd.'

Zwart Wit GrijsWhere stories live. Discover now