Hoofdstuk 24

5K 279 56
                                    

'Onnozel meisje, dat je bent.' zegt Arda op gevaarlijk lage toon. Hij staat op en loopt richting de deur. Waar ik sta. 'Ik ben speciaal voor jou gekomen.' zegt hij met een donkere blik in zijn ogen. Ik slik en bots tegen de deur achter mij aan. 'Ik ben uit dat ellendige gat, helemaal voor jou gekomen.' zegt hij wanneer hij nog enkele centimeters van mij verwijderd staat. 'En dit is jou dank?' vraagt hij met onverholen woede.

'Je bedriegt mij?' zegt hij tegen mij. Ik kijk hem emotieloos aan. Dat is wat ik doe. Dat is wat ik ben. 'Die vuile klootzak heeft je vergiftigd. Je bent precies zoals hem.' zegt hij vol walging.

'Adem mag dan wel een vuile klootzak zijn, maar hij is tenminste hier! Hij is er. Voor mij. En jij? Jij bent geen haar beter dan hem! Al die jaren dacht ik, dat je dood was!' spuw ik boos uit. Mijn ogen zijn droog. Ik kan geen traan meer voor hem opbrengen. Voor de man die tegenover mij staat. Mijn bloedeigen broer. Ik heb, dat al genoeg gedaan. Gehuild. Gerouwd. Om iets wat niet eens echt was. Echt is.

Arda begint hardop te lachen. Bulderend te lachen. 'Jij denkt, dat ik het over Duke heb?' vraagt hij uiteindelijk, waarbij hij zijn tranen droog veegt.

'Duke is ook een klootzak, ja. Een vuile klootzak? Misschien. Ik heb het alleen niet over hem.' zegt hij haast op ongeïnteresseerde toon.

'Over wie heb je het dan?' zeg ik geïrriteerd. Ik ben het zat. Zat om te worden verzwolgen in geheimen. Ik weet, dat ik ben opgegroeid met leugens en ziekmakende gedachtespelletjes, maar was ik zelf ook een leugen? Ben ik ook slecht?

Enige reactie, die ik krijg is een onheilspellend glimlachje. Er klinkt een geklik. Iets scherps doorboort mijn arm. En dan realiseer ik me wat hij doet.

'Verdomme.' zeg ik, terwijl ik langzaam het vloeistof in mijn aderen voel stromen. Hij werpt mij een valse glimlach. 'Ik kan dan wel niet zien of je liegt, maar ik ben hier niet voor niets gekomen. Als jij mij géén informatie geeft, zal ik het op een andere manier moeten krijgen. Laten we eerst eens kijken of je een volwaardige Kaya bent, voordat we ons theekransje voortzetten niet?' zegt hij op wrede toon.

Het lijkt net of er een levensechte slang in mij kruipt. Ik voel het in mijn arm naar boven kruipen. Verder en verder. Tot in mijn hoofd. De hersenkronkels in mijn hoofd worden één voor één gestoken. Elke nieuwe steek zorgt ervoor, dat ik zwarter en zwarter zie. Wit. Grijs. Zwart. En opnieuw.

'Je kunt je de komende dagen wat flauwtjes voelen. Ik hoop, dat je het overleefd zusje.' zegt hij, terwijl hij de deur opent. De pijn verlamd mij, waardoor ik naar adem moet happen en naar voren val. Met moeite til ik mijn hoofd op. Om mijn duivelse broer aan te kunnen kijken. Niet dat ik veel zie.

Arda draait zich om. Hij heeft de nieuwsgierigheid van een onderzoeker in zijn ogen. Brandend en vragend naar meer. 'Oh, maak je trouwens maar geen zorgen. Indien het een beetje uit de hand loopt. Het plekje naast je vader is voor jou babyzusje.' zegt hij luchtig, waarna hij mij een knipoog toewerpt.

De kamer begint te draaien. Ik probeer houvast te krijgen, maar ik word overladen door een golf van misselijkheid.

'Wat heb je met haar gedaan?'

'Ach stop met de ik-geef-om-haar act. Ik ben niet van gisteren. Opzij.'

'Je hebt mijn vraag nog niet beantwoordt.'

'Ik heb gekeken of ze mijn tijd waard is.'

'Hoe bedoel je? Heb je het serum-'

Stilte.

'Je eigen zusje? Dit kan haar dood betekenen!'

'Dat kan, ja.'

'Dus je wilt haar dood?'

'Dat zei ik niet.'

'Wat is het dan?'

'Ik heb mijn redenen. Ik zou maar al te graag met je bijkletsen, maar -tiktak- tijd dringt.'

Zwart Wit GrijsWhere stories live. Discover now