Hoofdstuk 12

9.9K 310 44
                                    

Adem merkt niet, dat ik de keuken inloop. Ik zie hem geconcentreerd wat kruiden snijden. Zo stil mogelijk probeer ik op een kruk bij de keukenbar te zitten, maar ik laat een vaas vallen. Adem draait zich vliegensvlug om en ziet me staan. Zijn ogen kijken me een fractie van een seconde koud en analyserend aan, maar hij heeft al gauw zijn emoties opgeborgen. Zoals altijd. Ik probeer onhandig wat scherven van de vaas bij elkaar te rapen, maar snij mijn handpalm aan een scherp randje. Ik laat mijn pijn niet zien en knijp snel mijn hand dicht, zodat Adem het niet te zien krijgt. Uit mijn ooghoek zie ik, dat Adem naar mij toeloopt. 'Laat het maar zo Ela. De huishoudelijke hulp ruimt het wel op.' Hij steekt een hand uit om mij omhoog te helpen, maar ik negeer zijn hulp. Puur, omdat ik niet wil, dat hij mijn wond opmerkt. Ik weet, dat ik al een zwakkeling in zijn ogen ben, maar ik ben het niet gewend zo gezien te worden. Ik ben nooit een zwakkeling geweest. Of beter gezegd, ik wilde nooit dat iemand mij als een zwakkeling zag. Nooit.
Adem lijkt enigszins verbaasd door mijn gebaar, maar schudt het van zich af en gaat verder met zijn pasta. De pastasaus begint hemels te ruiken en ik begin mij een beetje ongemakkelijk te voelen, omdat ik er een beetje verloren bij sta.  'Zal ik de tafel dekken.' zeg ik, een poging om me minder waardeloos te voelen. Adem knikt en wijst naar een paar zwarte kasten, aan de andere kant van de keuken. Ik dek de tafel met één hand en Adem schept het eten op. Automatisch grijp ik met mijn rechterhand naar de vork naast me, maar realiseer me net op tijd, dat het mijn gewonde hand is. Zo onopvallend mogelijk leg ik mijn gewonde hand op mijn schoot en pak met links het vork vast. De pasta Bolognese ruikt overheerlijk waardoor ik mezelf niet kan inhouden en mezelf op het eten stort. Adem kijkt me glimlachend aan en begint zelf ook aan zijn overvolle bord. Zwijgend eten we verder, waarbij elke hap de leegte in onze maag vult. Bij elke hap denk ik aan de afgelopen gebeurtenissen. Elke hap, één nieuwe herinnering erbij.  Herinneringen die ik niet wilde maken, maar toch heb gemaakt. Allemaal dankzij hem. Het confronterende gesprek tussen Adem en mij blijft zich als een kapotte cassette in mijn hoofd herhalen. Een herinnering die ik maar niet uit mijn hoofd kan wissen. Vernietigen. Was het leven maar zo simpel. Toch? Je drukt op een knopje en weg is het. Weg is de herinnering. Weg is het verdriet. Weg is de pijn. Weg is de spijt. Géén 'wat als'. Verdwaald in mijn gedachten begin ik de lege borden op te stapelen. Adem grijpt mijn heup vast op het moment dat ik zijn bord wil wegbrengen. 'Ela je bent gewond.' bromt hij, terwijl hij strak naar mijn -gescheurde- kokerrok kijkt. Ik kijk verbaasd naar beneden en zie, dat mijn rok onder het bloed zit. Waarschijnlijk is er wat bloed gedruppeld. Niks bijzonders. 'Het stelt niks voor.' zeg ik kortaf waarna ik vervolgens weg wil lopen. Adem grijpt me bij mijn pols vast en ik krimp in elkaar. Hij laat mijn pols abrupt los en staart naar mijn hand, die nu nog erger onder het bloed zit dan het al eerder was. 'Wanneer is dit gebeurd?' vraagt hij op eisende toon. 'Toen de vaas brak.' zeg ik monotoon. Ik ben geïrriteerd over het feit, dat hij er zo'n probleem van maakt. Het is maar een schram. Een simpele, oppervlakkige wond. Blijkbaar heb ik mijn gedachten hardop uitgesproken, want Adem kijkt me boos aan. 'Nee dat is het niet. Ela je bent zo onvoorzichtig met jezelf. Je kunt een infectie oplopen.' zegt hij op kwade toon. Hij sleurt me bij mijn ellenboog naar zijn kamer en dwingt me op zijn bed te zitten. Ik zucht en laat me op mijn rug achterover vallen. Er valt wat haar voor mijn ogen en ik blaas het geïrriteerd weg. Mijn ogen vallen op het infuus in het verste hoekje van de kamer. Mijn infuus? Ik loop er nieuwsgierig naar toe en kijk op het infuuszakje. Morfine.

Ik staar geschokt naar het infuuszakje. Geluiden, die afkomstig uit de badkamer komen, schudden mij wakker. Snel loop ik naar het bed en ga zitten. Net wanneer ik zit, zie ik Adem, de badkamer uitlopen. Hij heeft wat verbandmateriaal en een bruin flesje meegenomen. Ik merk, dat mijn handen gebald zijn als Adem mijn hand aanraakt. Robijnrode bloed begint nu in een stroompje uit mijn handpalm te vloeien. Morfine. Waarom heeft hij mij morfine toegediend? Was het wel mijn infuus? Roze sticker. Er zat een roze sticker op de mijne! Ik verdwaal in mijn hoofd en merk niet, dat Adem mijn aandacht probeert te krijgen. 'Ela!' schreeuwt Adem. Ik schrik op en kijk hem geschrokken aan. 'Wat is er verdomme met je aan de hand. Ik riep drie keer je naam! Hou je hand open. Je maakt het erger zo.' zegt hij geïrriteerd. Adem kijkt me met iets wat samengeknepen ogen aan. Zijn ogen staan koud en hard. 'Ik.' begin ik. Ik haal diep adem. 'Ik weet het niet.' zeg ik maar uiteindelijk. 'Je weet het niet?' vraagt hij sarcastisch. Hij kijkt me sceptisch aan. Ik slik en schakel mijn getrainde ik in. 'Ik hou gewoon niet van bloed oké? Ik probeer mezelf altijd af te leiden als ik het zie.' zeg ik met quasi-emotionele stem. Adem kijkt me een moment lang aan en knikt. 'Het is klaar.' zegt hij op droge toon. Ik kijk naar mijn hand en zie dat er vakkundig een verbandje is aangelegd. De manier waarop het verband is aangelegd komt mij bekend voor, maar ik kan er geen vinger opleggen. Wat is het. Wat is het. Er vormt een frons tussen mijn wenkbrauwen en knijp mijn ogen samen om me beter te kunnen concentreren. Papa. Mijn vader legde áltijd op precies dezelfde manier mijn verband aan. Is het toeval of? Met missies raakte ik vaak gewond. Het was dan ook vanzelfsprekend om bij de missies wat botbreuken of wonden op te lopen. Het was zelfs onmogelijk om ongeschonden te blijven. Er was altijd wel iets. Iets wat verkeerd kon gaan, verkeerd ging. Het is natuurlijk ook wel logisch. Elk werk heeft zijn prijs. Laag of hoog. De mijne had een hoge prijs. 'Ela praat met me.' zegt Adem met een ontevreden uitdrukking. 'Ik hoef jou niet tevreden te stellen.' snauw ik. Adem vouwt zijn armen over elkaar en kijkt me met een zelfgenoegzame lachje aan. 'Even ter info, je bent in míjn huis.' zegt hij met triomfantelijke blik.
'Dus.' zeg ik op uitdagende toon.
'Dus, je hebt geen keus.' zeg hij. Ik kijk hem leeg aan. Je hebt geen keus. Ik krijg een hol gevoel in m'n lichaam. Nee. In mijn ziel. Je hebt geen keus Ela. Je moet dit doen. Ik begin bulderend te lachen. De tranen springen in mijn ogen. Adem kijkt me een tikje verbaasd aan en zet een neutrale gezicht op. 'Je hebt geen keus Ela.' zeg ik honend. Terwijl mijn ogen vuur spuwen, is mijn stem het tegenovergestelde, neutraal. 'Wie zegt dat Adem? Wie zegt, dat ík geen keus heb?' vraag ik op droge toon. Adem kijkt me met een schuin hoofd aan en lijkt gefascineerd te zijn. 'Ik heb keuzes. Altijd. En overal. Je zegt het verkeerd Adem.' zeg ik. 'Het is niet, dat ik geen keus heb. Ik heb namelijk genoeg keuzes. Rijen, muren vol keuzes. Het is niet of ik de keuze heb, maar of ik zelf mijn keuzes maak. Kies ík ervoor? En Adem, het antwoord daarop is heel simpel.' Hij kijkt me met glinsterende ogen aan. Bijna alsof hij een verwachting heeft. Een verwachting waaraan ik ga voldoen als ik het zeg. Ik kijk hem een aantal seconden aan. 'Ja.' Nee. Adems tevreden blik breekt in kleine stukjes en verandert in woede. Mooi. Ik gun het hem die voldoening niet.

Zwart Wit GrijsWhere stories live. Discover now