Hoofdstuk 1

126 10 0
                                    

Het was herfst en een tweeling van zestien jaar oud liep door het bos.

'Al toe aan je paardrijlessen?' vroeg het meisje op een onschuldige toon aan haar broer.

De jongen, Philip, schopte hartgrondig tegen een stapel herfstbladeren op het pad. 'Kom op, Alene, je weet dat...' Midden in zijn zin stopte hij met praten om te luisteren naar de geluiden verder weg op het pad.

Kadoef, kadoef, kadoef... Het was een snel, regelmatig gestamp, gedempt door het zandpad.

'Alene,' probeerde hij te zeggen, maar het kwam eruit als onverstaanbaar gepiep.

Zijn zus sloeg haar bruine ogen op. Bruin staat bekend als een kalme kleur en bij Philips eigen ogen was dat misschien ook wel zo, maar die van Alene konden sprankelen met irritatie, en dat werd weer versterkt door haar rode haar. 'Probeer alsjeblieft niet te klinken alsof er een Wargal de hoek om komt,' zei ze chagrijnig.

Philip knikte braaf. Hij probeerde nonchalant naar de stand van de zon te kijken. 'Het is bijna kwart voor twee volgens mij. Misschien moeten we maar eens teruglopen, ik heb zo zwaardvechtles.'

Het gestamp was nu luider en Philip wierp onwillekeurig een blik op de volgende bocht. Zijn ogen werden groot. 'Kijk uit!' riep hij en hij duwde zijn zus van het pad af. Alene zette haar voet neer op een losliggende tak, die onder haar vandaan schoot. Ze slaakte een kreetje van pijn, greep Philips arm beet om te proberen overeind te blijven, maar dat lukte niet en ze sleurde hem mee de bladerhoop in.

Philip viel vol op zijn gezicht in de bladeren en al sputterend probeerde hij de smaak van aarde en herfstbladeren uit zijn mond te wissen. Met zijn handen viste hij een paar verdwaalde herfstblaadjes uit zijn zwarte haar.

Een ruiter galoppeerde over het pad. Met opgetrokken wenkbrauwen staarde hij naar hun spectaculaire valpartij, maar hij maakte geen aanstalten om hen te helpen. De man zag eruit alsof hij een kleermaker had overvallen. Hij droeg een blauwe tuniek met groene ruiten erop. Het zou Philip niet verbaasd hebben als Arald dat voor een speciale gelegenheid in zijn kast had liggen. De voorliefde van de baron voor felgekleurde kledingstukken was in heel Redmont goed bekend. Dat de ruiter rood haar had, maakte de kleurenbende nog erger.

Philip verwachtte ergens dat er iets ging gebeuren, maar de man reed door, zonder verder iets te zeggen. Toch kon Philip de blik van die priemende, groene ogen van de ruiter niet zomaar opzij zetten.

Toen klonk er een geïrriteerde stem achter hem: 'Waar was dát nou goed voor?'

Philip draaide zich om en sloeg zijn hand voor zijn mond. Zijn zus zat op de grond met de rok van haar groene jurk verkreukt om haar heen en was overduidelijk in een niet zo best humeur.

'Ik... De...' stamelde Philip. 'D-die ruiter kwam op ons afstormen en het pad was smal en...'

'Er was genoeg ruimte op het pad! Dit was nergens voor nodig!' Ze probeerde gewicht op haar linkerenkel te zetten, maar zonder veel succes. Ze sloeg haar ogen op. 'Een handje?'

Hij hielp haar overeind, maar hij zag dat het pijn deed. Als ze geen gekneusde enkel had gehad, had hij vast een trap gekregen.

'Je moet er echt iets aan doen, Philip,' zei ze. 'Je kunt niet zomaar elke keer dat...'

Een snerpend fluitje sneed door het bos. Alene fronste. 'Wat was dat?'

Philip haalde zijn schouders op. 'Ik weet het niet. Maar tenzij we ernaartoe lopen, komen we er nooit achter.'

Alene gaf hem een wrang lachje. 'Ik heb op moment niet veel zin in spannende verkenningsmissies.

Philip gaf haar gelijk. 'Ik ook niet. Laten we naar huis gaan.'

Grijze Jager - De verbrande mantelWhere stories live. Discover now