Hoofdstuk 10

67 6 1
                                    

Pas zodra Will vond dat hij ver genoeg bij de wachttoren weg was, liet hij Trek stoppen met draven. Het zou hem verbazen als de schutters de snelheid van Trek hadden kunnen evenaren, dus hij was nu veilig en hij moest voor zijn brandwond zorgen.

Hij had zijn veldfles onderweg al over de brandwond uitgegoten, dus hij stapte af en vulde de fles bij in de rivier en liet het water toen weer over de brandwond lopen. Het prikte en hij beet op zijn lip.

De eerste schrik van de situatie had nu plaats gemaakt voor frustratie. Hij was zo gefocust geweest op het benaderen van de wachttoren dat hij er helemaal geen rekening mee had gehouden dat er misschien mensen buiten de wachttoren zouden zijn. Hij had het bos van tevoren niet verkend en daardoor hadden ze hem in het nauw kunnen drijven.

Op een of andere manier hadden ze geweten dat hij eraan kwam, anders hadden ze hem nooit zo opgewacht.

Ook knaagde het aan hem dat hij dan wel vermoedde dat de schutters dezelfde personen waren als de ontvoerders van Alene, maar dat hij daar nauwelijks bewijs voor had. Voor hetzelfde geld waren het andere bandieten geweest.

Hij rilde. Zonder zijn mantel, die in de toren verbrand was, was hij niet alleen veel zichtbaarder, maar had hij het ook veel kouder. Hij droeg alleen een groen shirt met lange mouwen met daarover een leren vest en een bruingroen tuniek. Het was standaard voor Grijze Jagers, maar zonder mantel was het niet veel voor een stormachtige herfstdag.

Will bleef zijn brandwond de komende tien minuten koelen met het koude water uit de rivier. Trek hield in de gaten of er niemand aankwam. Dat gebeurde niet en na het koelen kon Will in alle rust verband om zijn arm heen wikkelen, nadat hij er pijnstillende zalf op had gesmeerd. Het was een zalf die standaard in de eerste hulpdoos van een Grijze Jagers zat en hij werkte snel, maar Will voelde zich nooit goed op zijn gemak als hij hem gebruikte. De zalf was gemaakt op basis van warmkruid uit Skandia en alleen de geur riep al nare herinneringen op. Maar de pijn van de brandwond was erger en hij wilde liever zonder al te veel pijn kunnen schieten.

Nu zijn arm verzorgd was, voelde hij zich al een stuk beter, ondanks dat hij nog steeds pijnlijk prikte. Nu zat hij nog met het probleem wie de mannen waren die op hem geschoten hadden en waar ze nu waren. Hij zuchtte. Normaliter zou hij in zijn mantel terug sluipen, de sporen volgen en dan kijken hoe hij de mannen te pakken kon krijgen, maar zijn mantel was in vlammen opgegaan en als de schutters ook maar een beetje rondkeken zouden ze hem zien. Bovendien zouden veel sporen door de wind weggevaagd zijn tegen de tijd dat hij weer bij de wachttoren aankwam.

Trek brieste zachtjes. Niet waarschuwend, gewoon troostend.

'Ja, ik raap mezelf weer bij elkaar,' zei Will mokkend.

Toen kwam er een idee bij hem op. De mantel was misschien wel belangrijk, het zou lastig zijn om niet op te vallen met een felgeel jasje aan, maar het allerbelangrijkste was toch wel het vermogen om doodstil te staan. Hij rommelde in Treks zadeltas terwijl zijn paard verbaasd naar hem keek, tot hij vond wat hij zocht.

Triomfantelijk haalde Will Treks vaalgrijze paardendeken tevoorschijn.

Trek brieste. En wat doe jij met mijn paardendeken? Hij mocht Will dan volledig vertrouwen, hij voelde toch wel een beschermingsdrang voor zijn warme deken en Wills grijns betekende meestal dat hij een slim plannetje had bedacht. Trek wist niet of hij wilde dat zijn deken daar een deel van uitmaakte.

'Iets slims bedenken.' Will sloeg de deken tevreden om zijn schouders heen.

Trek hinnikte geschokt. Hé, dat hoort niet! Dat is mijn deken!

De Grijze Jager lachte. 'Nu is het mijn mantel. Als ik goed stilsta, ben ik hiermee ook onzichtbaar.' Hij zette een paar stappen achteruit tot hij met zijn rug tegen een boomstam stond en stopte toen met bewegen. Hij haalde alleen nog oppervlakkig adem. Hij had de bovenkant van de paardendeken om zijn hoofd heen gevouwen als een soort kap en de rest van de deken hing om zijn lichaam heen. De deken was niet lang genoeg om zijn benen te bedekken, maar alleen twee benen zijn niet zo makkelijk te vinden, zeker niet als er op die hoogte allemaal struiken zijn en je überhaupt niet verwacht dat er iemand tegen een boom staat. De paardendeken maakte Wills silhouet minder scherp tot hij haast opging in de boomstam. Een willekeurige voorbijganger had hem absoluut niet gezien.

Grijze Jager - De verbrande mantelWhere stories live. Discover now