Hoofdstuk 5

85 4 0
                                    

Will bladerde sinds een halfuur voor zonsopgang door zijn rapporten van de afgelopen twee jaar. Af en toe schreef hij iets op, als hij iets tegenkwam over een ontvoering of een vermissing. Hij had al twintig van zulke gevallen opgeschreven, maar meestal was de persoon al snel terug geweest of had hij hem of haar zonder probleem binnen een paar dagen opgespoord. Er was niets dat vergelijkbaar was met de ontvoering van Alene.

Bas, 27 jaar, boer. Verdwaald in het bos.

Will had hem een paar dagen later hongerig teruggevonden. Hij was nog maar net op tijd geweest: de man had bijna wat giftige bessen opgegeten.

Katlijn, 21 jaar, diplomate.

Dit ging wel echt om een ontvoering. De zaak was nog niet opgelost. Ze was op weg geweest naar kasteel Dacton voor een opdracht van vrouwe Pauline toen ze was ontvoerd door een stel piraten uit vermoedelijk Hibernia. Ze hadden een brief naar het kasteel gestuurd waarin ze losgeld eisten, maar dat kon natuurlijk niet worden betaald. Als ze dat wel deden, liep al gauw elke diplomaat het risico om te worden ontvoerd voor geld. Het was het beste om te proberen de diplomate te bevrijden en anders op zijn minst de daders op te jagen. Als Will zich niet vergiste, zat de Jager van leen Dacton op dit moment de ontvoerders achterna. Hopelijk lukte het op tijd om haar te bevrijden, dacht Will. Over drie weken zou de deadline verlopen en dan zou de de vrouw gedood worden.

Eigenlijk was het dezelfde situatie als die waarin ze zich nu bevonden. Als Arald losgeld zou betalen voor Alene, zouden andere boeven misschien ook op het idee komen om kinderen van een baron te ontvoeren voor losgeld. Dan zouden alle kinderen van baronnen gevaar lopen. Will kon niet toestaan dat het losgeld werd betaald, al kostte dat Alene misschien haar leven. Hij moest toch even slikken bij die gedachte.

Het was maar goed ook dat het niet gelukt was om allebei de kinderen te ontvoeren: dan had Arald geen opvolger meer gehad en had hij misschien wel moeten betalen. Will verwachtte dat de losgeldeis vandaag ergens binnen zou komen. Arald had geregeld dat er een soldaat naar de Grijze Jager toe zou worden gestuurd om hem te waarschuwen zodra de brief er was.

Trek hinnikte. Er kwamen twee paarden aan en uit zijn enthousiasme bleek dat hij de ruiter of de paarden goed kende. Misschien wel allebei. Will wist al wie het was en had ook een vermoeden over welke twee paarden hij meegenomen had. Hij wierp even een blik op de koffie die hij had gezet om te controleren of hij wel genoeg had en liep daarna naar buiten om zijn bezoeker te begroeten. De zon was nog niet op, dus er was nog even tijd om met zijn oude paard Bellerophon te praten. Daarna zouden hij en Jonge Bob zorgen dat alles klaar stond voor Philips verrassing.


Tien minuten later, net voor de eerste zonnestralen zich door de bladeren heen wisten te dringen, kwam Philip aan bij het hutje van de Jager. Hij klopte op de deur, terwijl de twee soldaten die hem veilig hadden begeleid naar de hut op een afstandje bleven staan. De deur ging gelijk open. Philip zette een stap achteruit van schrik, omdat hij verwacht had nog even te moeten wachten. 'Goedemorgen Will,' herstelde hij zich.

'Koffie?'

Philip knikte.

Mooi, dacht Will, dan krijg ik nog een extra kop binnen. Hij richtte zich tot de soldaten. 'Jullie kunnen terug naar het kasteel. Ik let wel op hem.' De soldaten salueerden en liepen het bospad op.

De Jager en de jongen liepen naar binnen en Will ging gelijk door naar de keuken en zijn ketel met koffie. 'Nog een kop, Bob?' vroeg hij.

Philip zag dat er al een man aan de tafel zat, die ijverig knikte. Hij had O-benen en was erg klein, met een donkerbruin verbrande huid. Zijn haar hadkale plekken met plukjes wit boven zijn beide oren. Zijn tanden waren deels uitgevallen en zijn gezicht was een en al rimpels. Zo beschreven leek hij oud en krakkemikkig, maar hij had helderblauwe, jonge ogen, die weinig leken te ontgaan.

Grijze Jager - De verbrande mantelOù les histoires vivent. Découvrez maintenant